Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2244/01 van Alexander de Roo (Verts/ALE) aan de Commissie. Aanleg Rijksweg A73 Zuid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2244/01 van Alexander de Roo (Verts/ALE) aan de Commissie. Aanleg Rijksweg A73 Zuid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2244/01 van Alexander de Roo (Verts/ALE) aan de Commissie. Aanleg Rijksweg A73 Zuid.

Publicatieblad Nr. 081 E van 04/04/2002 blz. 0137 - 0138


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2244/01

van Alexander de Roo (Verts/ALE) aan de Commissie

(26 juli 2001)

Betreft: Aanleg Rijksweg A73 Zuid

De aanleg van het omstreden Oost-tracé van Rijksweg A73 Zuid zou worden vertraagd door beschermende maatregelen in verband met de aanwezigheid van beschermde dieren- en

plantensoorten. In de Nederlandse media circuleren berichten dat overwogen wordt een ontheffing toe te staan om de aanleg van deze weg te versnellen en in soberder en goedkopere vorm uit te voeren. Die opzet zou een directe bedreiging kunnen vormen voor het voortbestaan van onder andere blauwborst, ijsvogel, wespendief, heikikker en drijvende waterweegbree.

Klopt het dat Nederland tevens onderzoekt in hoeverre er middels de Natuurbeschermingswet mogelijkheden zijn om de vernietiging van leefgebieden van rode lijstsoorten op het Oost-tracé middels een ontheffing mogelijk te maken?

In hoeverre is de aanleg van deze autoweg in strijd met de Europese Habitatrichtlijn?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(5 oktober 2001)

De Commissie stelt momenteel een onderzoek in naar de door het geachte parlementslid aangehaalde klacht dat de voorgestelde aanleg van het Oost-tracé van Rijksweg A73 tussen Roermond en Venlo niet verenigbaar zou zijn met de habitatrichtlijn, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(1).

Deze klacht betreft de vraag in hoeverre de in de bijlagen II en IV van habitatrichtlijn 92/43/EEC en in bijlage I van de vogelrichtlijn, Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(2) genoemde soorten hinder kunnen ondervinden van de voorgestelde aanleg van het Oost-tracé van Rijksweg A73.

Op 9 juli 2001, heeft een delegatie van ambtenaren van verscheidene bij het A73-project betrokken Nederlandse instellingen en overheidsinstanties het Directoraat-generaal Milieu bezocht om de bevoegde ambtenaren van de Commissie te informeren over de werkelijke effecten van het project op de natuurbelangen in kwestie, alsmede over de maatregelen die worden voorgesteld om deze effecten te verzachten en om compensatie te bieden. Bij deze gedachtenwisseling heeft de Commissie vernomen dat de beslissing ten aanzien van de locatie is genomen op basis van een in 1995 gehouden parlementair debat en dat sindsdien door bekende milieuconsultants een aantal studies naar de gevolgen van het A73-project voor het natuurgebied in kwestie is verricht.

Als volgende stap zal de Commissie de Nederlandse regering om een formeel antwoord verzoeken op een reeks vragen aangaande de te verwachten gevolgen van het A73-project voor de instandhouding van de in beide bovenvermelde natuurbeschermingsrichtlijnen van de Gemeenschap genoemde soorten en habitats en haar om nadere bijzonderheden over de beoogde compensatiemaatregelen te vragen.

(1) PB L 206 van 22.7.1992.

(2) PB L 103 van 25.4.1979.