Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2294/01 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Beëindiging van interpretatieverschillen met betrekking tot compensatie belasting toegevoegde waarde.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2294/01 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Beëindiging van interpretatieverschillen met betrekking tot compensatie belasting toegevoegde waarde.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2294/01 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Beëindiging van interpretatieverschillen met betrekking tot compensatie belasting toegevoegde waarde.

Publicatieblad Nr. 093 E van 18/04/2002 blz. 0101 - 0102


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2294/01

van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie

(31 juli 2001)

Betreft: Beëindiging van interpretatieverschillen met betrekking tot compensatie belasting toegevoegde waarde

1. Herinnert de Commissie zich het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 3 juni 1992 (Zaak C-287/91) waarin het handelen van de lidstaat Italië strijdig werd geacht met de Achtste BTW-Richtlijn 79/1072/EEG(1)?

2. Welke gevolgen zal aanvaarding van haar voorstel van 17 juni 1998 (2) tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG(3) hebben voor het door Italië doen terugbetalen van BTW aan ondernemingen van buiten dat land?

3. Is er thans nog sprake van meningsverschillen over toepassing van de uitspraak van 1992, waarbij Italië niet alleen door ondernemingen maar ook door lidstaten ervan wordt beschuldigd in strijd daarmee te handelen?

4. Hoe lang kan een dergelijk meningsverschil over strijdige interpretaties naar het oordeel van de Commissie voortduren?

5. Indien vraag 3 bevestigend wordt beantwoord, wat onderneemt de Commissie dan om dit meningsverschil opgelost te krijgen vooruitlopend op het van kracht worden van de nieuwe versie van Richtlijn 77/388/EEG?

6. Welke andere onopgeloste meningsverschillen met betrekking tot afspraken over belastingharmonisatie en binnengrensoverschrijdende compensatieregelingen bestaan thans nog voort? Langs welke weg verwacht de Commissie daarvoor een oplossing te bewerkstelligen?

(1) PB L 331 van 27.12.1979, blz. 11.

(2) PB C 219 van 15.7.1998, blz. 16 COM(98) 377 def.

(3) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(15 oktober 2001)

1. Het is de Commissie niet bekend dat er meningsverschillen bestaan over de toepassing van het arrest van het Hof van Justitie van 3 juni 1992 (zaak C-287/91) door Italië.

2. Het is juist dat de Commissie in 1994 op basis van artikel 238 (ex-artikel 171) van het EG-Verdrag een met redenen omkleed advies heeft toegezonden aan de Italiaanse autoriteiten om deze lidstaat te vragen de maatregelen te nemen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van bovengenoemd arrest. Aangezien Italië gevolg heeft gegeven aan dit verzoek, is deze procedure stopgezet.

3. De Commissie is reeds enige tijd op de hoogte gebracht van nieuwe belangrijke vertragingen bij de terugbetaling van BTW door de Italiaanse autoriteiten aan buitenlandse belastingplichtigen. De Commissie heeft daarover opnieuw contact opgenomen met de nationale autoriteiten. Eind 2000 heeft de Italiaanse regering de goedkeuring aangekondigd van nieuwe maatregelen die het mogelijk moesten maken om deze achterstand te verminderen.

Volgens de laatste gegevens waarover de Commissie beschikt hebben de door de Italiaanse autoriteiten aangekondigde maatregelen nog niet het gewenste effect gesorteerd. De Commissie zou dan ook binnenkort kunnen besluiten een nieuwe inbreukprocedure in te leiden tegen deze lidstaat.

4. Er zij op gewezen dat de Commissie reeds in juni 1998 een voorstel voor een richtlijn van de Raad heeft ingediend tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling voor het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde, voorstel dat de procedure voor de terugbetaling van BTW, als vastgelegd in de achtste BTW-richtlijn 79/1072/EEG van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting regeling voor de teruggave van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, wil vervangen door een ander systeem voor het terugbetalen van de in een andere lidstaat verschuldigde of betaalde BTW. Volgens dit voorstel zouden de belastingplichtigen de BTW rechtstreeks kunnen recupereren middels de periodieke BTW-aangifte die zij indienen in de lidstaat waar zij zijn gevestigd.

Dit voorstel wil een oplossing bieden voor het bovengenoemde probleem van vertraging bij de terugbetaling en betekent bovendien een belangrijke vereenvoudiging voor de ondernemers die de BTW die zij in een andere lidstaat hebben voldaan op dezelfde wijze als de in eigen land betaalde BTW zouden kunnen recupereren.

Ondanks de volledige steun van het bedrijfsleven alsmede het gunstig advies van het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité is de Raad er nog niet in geslaagd dit voorstel met eenparigheid van stemmen goed te keuren.