Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3023/01 van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie. Voorzorgsmaatregelen van de Commissie inzake erkenning en inwisseling van rijbewijzen van teruggekeerde emigranten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3023/01 van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie. Voorzorgsmaatregelen van de Commissie inzake erkenning en inwisseling van rijbewijzen van teruggekeerde emigranten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3023/01 van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie. Voorzorgsmaatregelen van de Commissie inzake erkenning en inwisseling van rijbewijzen van teruggekeerde emigranten.

Publicatieblad Nr. 115 E van 16/05/2002 blz. 0213 - 0214


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3023/01

van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie

(30 oktober 2001)

Betreft: Voorzorgsmaatregelen van de Commissie inzake erkenning en inwisseling van rijbewijzen van teruggekeerde emigranten

De Spaanse emigranten die de laatste jaren uit Latijns Amerika zijn teruggekeerd, worden geconfronteerd met ernstige maatschappelijke en professionele problemen omdat hun rijbewijs niet wordt erkend. In vele gevallen bestaat er immers geen bilaterale overeenkomst met de herkomstlanden over wederzijdse erkenning en inwisseling van rijbewijzen.

De Europese Unie beschikt over de richtlijn van 29 juli 1991 die bepaalt dat door extracommunautaire landen afgegeven rijbewijzen niet tegen een communautair rijbewijs kunnen worden ingewisseld tenzij er tussen de desbetreffende landen een bilaterale overeenkomst bestaat. De genoemde richtlijn werd in Spanje omgezet in het Algemeen Reglement voor Bestuurders (Reglamento General de Conductores) dat bij Koninklijk Besluit van 30 mei 1997 is goedgekeurd.

Welke voorzorgen denkt de Commissie te nemen om het probleem van de erkenning en inwisseling van extracommunautaire rijbewijzen te verhelpen en te vermijden dat emigranten die terugkeren naar landen als Spanje ernstige nadelen ondervinden omdat zij in vele gevallen niet kunnen beschikken over een document dat zij nodig hebben voor hun werk?

Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie

(18 december 2001)

Artikel 1, lid 2 van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 inzake rijbewijzen(1) voorziet in de wederzijdse erkenning van door de lidstaten afgegeven rijbewijzen. De rechtvaardiging van de erkenning van in de lidstaten afgegeven rijbewijzen ligt in de harmonisatie van de criteria voor afgifte.

Met betrekking tot in landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER) afgegeven rijbewijzen is van een verplichting tot wederzijdse erkenning evenwel geen sprake. Zelfs al wordt een in een derde land afgegeven rijbewijs erkend en door een lidstaat voor een communautair rijbewijs ingeruild, dan nog is een andere lidstaat niet verplicht het bewuste communautaire rijbewijs te erkennen (als aangegeven in artikel 8, lid 6 van Richtlijn 91/439/EEG).

Welk beleid er ten aanzien van de bilaterale erkenning van in derde landen afgegeven rijbewijzen wordt gevoerd, wordt aan de afzonderlijke lidstaten overgelaten. Wanneer de houder van een communautair rijbewijs zijn normale woonplaats kiest in een derde land buiten de EER, hangt het antwoord op de vraag of dit rijbewijs al dan niet wordt erkend, af van de ter zake geldende bilaterale akkoorden, evenals in het geval van de houder van een door een derde land afgegeven rijbewijs die zijn normale woonplaats in een lidstaat wenst te kiezen.

Momenteel is er, om verscheidene redenen, weinig uniformiteit te bekennen in de lijsten van derde landen wier rijbewijzen op bilateraal niveau worden erkend. Een coherent erkenningsbeleid van de Gemeenschap zou op objectieve feiten moeten worden gegrondvest, waaronder een beoordeling van examencriteria, documentbeveiligingstechnieken en andere met de rijbewijzenproblematiek samenhangende zaken in een groot aantal derde landen. Vooralsnog verkeert de Commissie niet in een positie om al deze werkzaamheden op zich te nemen.

(1) PB L 237 van 24.8.1991. Relevant voor de Europese Economische Ruimte.