Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3554/01 van Antonios Trakatellis (PPE-DE), Ioannis Marínos (PPE-DE)en Christos Folias (PPE-DE) aan de Commissie. Gemeenschappelijk Fonds voor tabak: ongebruikte kredieten en nieuwe onterechte inhoudingen op tabakspremies.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3554/01 van Antonios Trakatellis (PPE-DE), Ioannis Marínos (PPE-DE)en Christos Folias (PPE-DE) aan de Commissie. Gemeenschappelijk Fonds voor tabak: ongebruikte kredieten en nieuwe onterechte inhoudingen op tabakspremies.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3554/01 van Antonios Trakatellis (PPE-DE), Ioannis Marínos (PPE-DE)en Christos Folias (PPE-DE) aan de Commissie. Gemeenschappelijk Fonds voor tabak: ongebruikte kredieten en nieuwe onterechte inhoudingen op tabakspremies.

Publicatieblad Nr. 172 E van 18/07/2002 blz. 0083 - 0085


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3554/01

van Antonios Trakatellis (PPE-DE), Ioannis Marínos (PPE-DE)en Christos Folias (PPE-DE) aan de Commissie

(8 januari 2002)

Betreft: Gemeenschappelijk Fonds voor tabak: ongebruikte kredieten en nieuwe onterechte inhoudingen op tabakspremies

Juist nu de Griekse tabaksverwerkersorganisaties erover klagen dat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak(1) zelfs geen euro van de over de jaren 1999-2001 ingehouden 60 miljoen heeft uitgegeven voor landbouwkundig onderzoek ter verbetering van de kwaliteit van tabak en naar alternatieve teelten, probeert de Europese Commissie de inhoudingen op de premies op het product ten laste van de tabaksproducenten opnieuw op onaanvaardbare wijze te verhogen ten behoeve van het gemeenschappelijk fonds voor onderzoek en voorlichting in de tabakssector, waardoor het inkomen van de tabaksproducenten wordt aangetast.

Naar aanleiding van het voorstel voor een verordening(2) van de Raad tot vaststelling, voor de oogsten 2002, 2003 en 2004 en per soortengroep, van de garantiedrempels per lidstaat, en de wijziging van verordening (EEG) nr. 2075/92(3) vragen wij de Commissie:

1. Waarom probeert de Commissie voor de financiering van het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak onterecht een heffing van 2 % in te stellen op de premies voor de oogst van 2002, 3 % voor 2003 en 5 % voor 2004 en de jaren daarna (art. 3, lid 1), terwijl het fonds over ongebruikte middelen beschikt, en het landbouwkundig onderzoek naar dit product stop te zetten?

2. Hoeveel geld heeft zich sinds 1992, het jaar van instelling van het fonds, opgehoopt in het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak, en hoeveel geld is per jaar sinds dat jaar uitgekeerd voor landbouwkundig onderzoek ten behoeve van de productie van minder schadelijke tabak en voor voorlichtingscampagnes over de gezondheid?

3. Waar gaan de ongebruikte middelen van het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak naar toe, gezien het feit dat in 1999 slechts 128 308,76 is uitgegeven van de beschikbare 3 000 000, en hoeveel geld is uitgegeven van de voor 2000 beschikbare 6 000 000, en hoeveel van de 15 000 000 voor 2001?

4. Is het waar dat alleen al over de drie jaren 1999-2001 meer dan 60 miljoen niet is besteed, en waarom wordt de inhouding op de tabakspremies ten koste van de tabaksproducenten tot 5 % verhoogd, terwijl er in het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak ongebruikte middelen zijn?

5. Waarom is tot op heden geen onderzoek gefinancierd naar alternatieve teelten, en hoe valt te verklaren dat sinds de instelling van het fonds slechts twee oproepen zijn gedaan tot indiening van plannen, waarvan in totaal slechts negen plannen voor landbouwkundig onderzoek zijn gefinancierd (ten bedrage van 12 441 220), alsmede achttien plannen voor voorlichtingscampagnes over de gezondheid (ten bedrage van 7 898 079)?

(1) Verordening (EG) nr. 1648/2000, PB L 189 van 27.7.2000, blz. 9.

(2) COM(2001) 684.

(3) PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1336/2000 (PB L 154 van 27.6.2000, blz. 2).

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(1 maart 2002)

De Commissie wenst het volgende onder de aandacht van de geachte parlementsleden brengen:

- Het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak is opgericht met het oog op de ontwikkeling van het landbouwkundig onderzoek voor een minder schadelijke en beter met het milieu verenigbare productie, alsmede met het oog op voorlichtingsacties over de schadelijke gevolgen van tabaksproducten. Uit ervaring blijkt dat communautaire bijdragen voor landbouwkundig onderzoek onvoldoende toegevoegde waarde opleveren om het complexe beheer van dergelijke acties op communautair niveau te rechtvaardigen en te compenseren.

- Daarom en vanwege de nieuwe richtsnoeren van de Commissie, die zijn vermeld in haar mededeling Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling(1), heeft de Commissie besloten om een hervorming van het fonds voor te stellen die erin bestaat het landbouwkundig onderzoek te schrappen en financieringsmogelijkheden voor specifieke omschakelingsacties te creëren. Het komt erop aan de producenten die de sector wensen te verlaten, mogelijkheden te bieden om over te schakelen op andere gewassen of andere economische activiteiten.

- Met het oog op die nieuwe prioriteit werd een verhoging van de inhouding noodzakelijk geacht om voor het fonds meer begrotingsmiddelen beschikbaar te maken.

- De Commissie is van oordeel dat door de verhoging van de inhouding representatieve omschakelingsexperimenten zullen kunnen worden uitgevoerd waaruit kostbare lessen kunnen worden getrokken over de reële omschakelingsmogelijkheden voor de tabakproducerende gebieden.

Wat de vragen over de kredieten betreft, wordt gewezen op de volgende punten:

- Het gaat niet om een echt fonds waarin jaarlijks de opbrengst van de inhoudingen wordt gestort. De Commissie voert acties uit met middelen uit een ad-hocbegrotingspost, namelijk Communautair Fonds voor onderzoek en informatie (B1-175). De kredieten van die begrotingspost stemmen overeen met de raming van de reële kosten die in het betrokken begrotingsjaar zijn gemaakt.

- Het fonds is opgericht op grond van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak en de verordening tot vaststelling van de toepassingsbepalingen is gepubliceerd op 1 september 1993 (Verordening (EEG) nr. 2427/93 de Commissie van 1 september 1993 houdende nadere voorschriften van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad wat het Communautair Fonds voor onderzoek en informatie over tabak betreft(2)). De eerste aanbesteding dateert van 1994 en de tweede van 1996.

Het contract voor het eerste onderzoeksproject (94/T/12) is in 1996 ondertekend; de looptijd van onderzoeksprojecten bedraagt vier à vijf jaar.

De betalingen uit het fonds worden verricht na controle ter plaatse, met inachtneming van de evaluatie van de voortgang van de geplande werkzaamheden en op basis van passende bewijsstukken.

Gelet op de bovenstaande informatie, die tegen de achtergrond van een reeds zware beheersprocedure moet worden gezien, zijn sinds 1996 de volgende kredieten gebruikt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarbij zij vermeld dat voor 2001 de betalingsverplichtingen voor informatie 7 492 233,88 bedragen en voor onderzoek 1 699 329,00. De corresponderende betalingen die nog niet zijn verricht, worden automatisch overgedragen zodat ze in 2002 kunnen worden gebruikt.

Wat informatie betreft, heeft de Commissie op 13 juni 2001 een aanbesteding gedaan voor communicatiecampagne met een looptijd van drie jaar om in de 15 lidstaten roken bij jongeren te voorkomen.

Ongebruikte begrotingsmiddelen zijn verloren.

In het onderzoek naar de mogelijkheden voor de producenten van ruwe tabak om over te schakelen op andere gewassen of andere activiteiten (als bepaald in artikel 1, lid 1, onder b), laatste zin van Verordening (EG) nr. 1648/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad wat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak betreft, en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2427/93) moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de plaatselijke omstandigheden waarin de omschakeling moet plaatsvinden.

In het kader van de nieuwe door de Commissie voorgestelde omschakelingsmaatregelen kunnen studies op het adequate territoriale niveau worden uitgevoerd en kunnen die studies als basis van de te realiseren maatregelen worden gebruikt.

(1) COM(2001) 264 def.

(2) PB L 223 van 2.9.1993.