Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3622/01 van Gianfranco Dell'Alba (NI) aan de Commissie. Afschaffing van de medailles voor twintig dienstjaren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3622/01 van Gianfranco Dell'Alba (NI) aan de Commissie. Afschaffing van de medailles voor twintig dienstjaren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3622/01 van Gianfranco Dell'Alba (NI) aan de Commissie. Afschaffing van de medailles voor twintig dienstjaren.

Publicatieblad Nr. 172 E van 18/07/2002 blz. 0097 - 0099


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3622/01

van Gianfranco Dell'Alba (NI) aan de Commissie

(8 januari 2002)

Betreft: Afschaffing van de medailles voor twintig dienstjaren

Het is zeer irritant voor een parlementslid om vast te stellen dat de Commissie bijna nooit antwoordt op vragen die haar overeenkomstig een in het Verdrag vastgelegd recht worden gesteld. In het geval van het antwoord op mijn schriftelijke vraag E-2056/01(1) bereikt haar schaamteloosheid een onaanvaardbaar niveau en bevestigt werkelijk elke ook de meest overdreven kritiek die aan haar adres wordt geuit.

- Kan de Commissie de diepgravende redenen uiteenzetten van haar absolute minachting voor het mandaat van parlementslid, die blijkt uit antwoorden zoals dat op bovengenoemde vraag, dat ongetwijfeld door een stagiaire is geformuleerd?

- Kan de Commissie uitleggen waarom zij het vermijdt te antwoorden op zulke eenvoudige vragen als die over de medailles voor twintig dienstjaren?

- Kan de Commissie de drie andere vragen beantwoorden, die in vraag E-2056/01 vervat zijn?

(1) PB C 93 E van 18.4.2002, blz. 54.

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(8 februari 2002)

Wat de beantwoording van vraag E-3622/01 betreft, is de Commissie van mening dat het belang dat publiek en Parlement hebben bij een nauwkeurige en volledige weergave van de feiten, het best wordt gediend door herhaling van vraag E-2056/01 van het geachte parlementslid en van het antwoord dat de Commissie op 22 november 2001 heeft gegeven.

Vraag E-2056/01 van het geachte parlementslid luidde als volgt:

De Commissie schijnt besloten te hebben geen medailles meer toe te kennen voor 20 jaar dienst en deze te vervangen door een diploma Europees ambtenaar na 25 jaar dienst. Dit besluit schijnt voort te vloeien uit een rapport van de Peer Group, die de toekenning van medialles voor 20 jaar dienst in de Europese Instellingen als een negatieve prioriteit beschouwt.

1. Kan de Commissie uiteenzetten om welke diepgaande reden zij van plan is hoewel zij in het kader van de huidige herziening van het personeelsbeleid blijft verklaren dat de Europese ambtenaar de hoeksteen vormt van de Europese Instellingen om deze medaille-uitreiking, die een traditionele erkenning is van het door de ambtenaren binnen de instellingen verrichte werk, af te schaffen met het argument dat deze een negatieve prioriteit zou zijn?

2. Is de Commissie niet van mening dat het Europese ambtenarenapparaat geen behoefte heeft aan nog een signaal dat misschien klein, maar wel veelzeggend is, en zeker negatief en ronduit onbegrijpelijk?

3. Is de Commissie niet van mening dat het wijs zou zijn dit besluit te annuleren?

De Commissie heeft op 22 november 2001 het volgende geantwoord:

Oorspronkelijk was de toekenning van de medailles voor 20 jaar dienst bedoeld om het twintig-jarig bestaan van de Europese Instellingen luister bij te zetten. Vervolgens zijn deze medailles uitgereikt als teken van erkentelijkheid voor de inzet van de bij de instellingen werkende ambtenaren.

Dit jaar zal de Commissie gewoontegetrouw medailles voor 20 jaar dienst uitreiken. Dit zal gebeuren in de directoraten-generaal en de diensten, en in elke vestigingsplaats van de Commissie zal voor de gelauwerden een receptie worden gehouden. In Brussel zal de voorzitter van de Commissie het evenement bijwonen.

De Commissie is van mening dat het belangrijk is dat voor goede dienstverlening erkentelijkheid wordt betoond. Onlangs heeft zij een aantal maatregelen in die zin voorgesteld die niet alleen dicht bij de pensioenleeftijd, maar ook tijdens de loopbaan van de ambtenaar van toepassing zouden zijn.

De voorgestelde maatregelen worden momenteel met de personeelsafgevaardigden in de paritaire comités sociale zaken besproken en zullen worden toegepast zodra daarover in 2002 een definitief besluit is genomen.

Uit het antwoord blijkt het volgende zeer duidelijk:

1. Met inschakeling van de adequate vertegenwoordigende organen wordt momenteel actief nagedacht over het beleid inzake blijken van erkenning. De veronderstelling waarop vraag E-2056/01 was gebaseerd, geeft aan dat dit feit duidelijk niet bekend was. Door deze nauwkeurige en actuele informatie over de beleidsvorming te verstrekken, heeft de Commissie vraag 1 van het geachte parlementslid, en daardoor ook zijn vragen 2 en 3, volledig beantwoord.

2. Er is overduidelijk geen sprake van dat de Commissie door de toon of inhoud van haar antwoord aan het geachte parlementslid blijk zou hebben gegeven van absolute minachting of van welk soort gebrek aan respect dan ook.

3. Het is beslist onjuist dat de Commissie heeft vermeden de vraag van het geachte parlementslid te beantwoorden of blijk heeft gegeven van schaamteloosheid in welke vorm dan ook.

Aangezien dit allemaal voor zichzelf spreekt, is de Commissie verbaasd over de ongewoon heftige toon van de vraag van het geachte parlementslid. Zij denkt dat hij misschien handelt op basis van onjuiste of misleidende informatie.

Het geachte parlementslid stelt dat de Commissie bijna nooit antwoordt op vragen die haar worden gesteld (door leden van het Europees Parlement). De Commissie zou het op prijs stellen als het geachte parlementslid deze bewering hetzij met bewijsmateriaal zou staven, hetzij onmiddellijk zou intrekken.

Zoals het geachte parlementslid zal inzien, komt deze bewering erop neer dat de Commissie opzettelijk en herhaaldelijk inbreuk maakt op artikel 197 (vroeger artikel 140) van het Verdrag, wat aantoonbaar onwaar is.