Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3644/01 van Michael Gahler (PPE-DE) aan de Commissie. Betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika en de gevolgen van het Puebla-Panamaproject in Mexico.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3644/01 van Michael Gahler (PPE-DE) aan de Commissie. Betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika en de gevolgen van het Puebla-Panamaproject in Mexico.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3644/01 van Michael Gahler (PPE-DE) aan de Commissie. Betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika en de gevolgen van het Puebla-Panamaproject in Mexico.

Publicatieblad Nr. 309 E van 12/12/2002 blz. 0006 - 0007


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3644/01

van Michael Gahler (PPE-DE) aan de Commissie

(11 januari 2002)

Betreft: Betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika en de gevolgen van het Puebla-Panamaproject in Mexico

Op 15 november 2001 heeft het Europees Parlement gestemd over het initiatiefverslag met de resolutie van het Europees Parlement over een globale associatie en een gemeenschappelijke strategie voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika (A5-0366/2001). Tijdens het debat is ook over het Puebla-Panamaproject gesproken. Dit plan voorziet in de economische integratie van het landelijke en arme, maar qua hulpbronnen rijke Zuiden in het model van een geglobaliseerde productie, zoals die in het Noorden van Mexico ten laatste sinds de toetreding tot de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst NAFTA (1994) reeds bestaat. Het is de bedoeling een geïntegreerde industriële corridor tussen Zuid-Mexico en Centraal-Amerika tot stand te brengen. De corridor moet door Mexico, Guatemala, Belize, Nicaragua, El Salvador, Honduras, Costa Rica en Panama lopen en zo de Atlantische met de Stille Oceaan verbinden. Via infrastructuurmaatregelen op het gebied van transport, telecommunicatie, energie, visserij en irrigatie wordt beoogd de petrochemie, de mijnbouw, de maquila-industrieën, het toerisme, de visserij en de waterhuishouding, alsook de landbouw te ontwikkelen.

Wat de uitvoering van dit plan betreft, wordt er evenwel ook kritiek geuit dat met name in Mexico maar ook in de andere landen de gevolgen voor het milieu van het kappen van het regenwoud in geen enkele verhouding tot de economische voordelen staan, dat de inheemse bevolking door de bouwactiviteiten uit haar traditionele woongebied wordt verdreven en dat in het algemeen in Mexico de mensenrechtensituatie, in het bijzonder die van de Indiaanse bevolking, zo slecht is dat in eerste instantie op dit gebied actie geboden is. Bovendien wordt de bevolking absoluut onvoldoende over dit project geïnformeerd.

1. Bestaan er bij de Commissie plannen om zich bij de internationale financiële gemeenschap aan te sluiten en zo aan de uitvoering van het project bij te dragen, en zo ja om welke bedragen gaat het hierbij?

2. Is de Commissie voornemens ook een voorstel in te dienen betreffende een verhoging van de middelen van de EIB voor initiatieven op dit gebied?

3. Op welke wijze is de Commissie van plan met de hierboven vermelde kritiek rekening te houden?

4. Op welke wijze gaat de Commissie dit project integreren in de jaarlijkse rapportage aan het EP over de vooruitgang bij de uitvoering van de doelstellingen van de strategie, met name wat de mensenrechtensituatie betreft?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(25 februari 2002)

1. De Mexicaanse autoriteiten hebben het Puebla-Panama-project (PPP) tijdens de bijeenkomsten van de Raad en de gemengde commissie van de Unie en Mexico voorgelegd aan de Commissie en de Raad van Ministers. Noch Mexico noch de andere landen in centraal-Amerika hebben echter een officieel verzoek om financiering ingediend.

De Commissie wijst op het strategisch belang van het PPP in het kader van de regionale integratie die zij van fundamenteel belang acht voor de ontwikkeling en derhalve voor het terugdringen van de armoede in het gebied.

De Commissie zal binnenkort de laatste hand leggen aan de strategiedocumenten voor samenwerking met Mexico en de landen in centraal-Amerika waarin naast de prioritaire sectoren op het gebied van samenwerking voor 2002-2006 ook de indicatieve bedragen voor samenwerking met elk van deze landen zijn opgenomen. Aanvullende middelen hiervoor worden echter niet overwogen.

2. Wanneer de Commissie een officiële financieringsaanvraag zou ontvangen vergezeld van een uitvoerige beschrijving van de projecten in kwestie, dan zou zij het verzoek concreet kunnen onderzoeken en kunnen nagaan welke mogelijkheden er zijn voor financiering in het kader van de communautaire strategie voor deze regio.

3. De Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) zijn een dialoog gestart over de totale omvang van de kredieten in het kader van de financiering van de EIB ten behoeve van projecten in derde landen. De EG zal in dit verband te gelegener tijd naar gelang van de algemene behoeften voorstellen doen met betrekking tot het nauwer aanhalen van de economische banden en de samenwerking tussen beide regio's als geheel.

4. De door het geachte parlementslid genoemde punten worden door de Commissie altijd in overweging genomen alvorens zij een financiële verplichting aangaat met betrekking tot een project. Wanneer de Commissie mocht besluiten financieel deel te nemen aan het PPP, dan zal zij de interne samenwerkingsprocedures volgen en zullen alvorens begrotingsverplichtingen worden aangegaan studies worden uitgevoerd met betrekking tot de levensvatbaarheid en de gevolgen van het project. In deze context zal worden onderzocht welke gevolgen het project zal hebben voor het milieu en voor de inheemse bevolking.

5. De Commissie is van oordeel dat het PPP een programma is waarbij wordt gestreefd naar ontwikkeling en bestrijding van de armoede in de regio in kwestie. Wanneer de Commissie een uitgebreide analyse zal maken van het PPP, zal zij rekening houden met de mensenrechten en met name met de economische en sociale rechten.