SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0184/01 van Florence Kuntz (UEN) aan de Raad. Gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0184/01 van Florence Kuntz (UEN) aan de Raad. Gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0184/01
van Florence Kuntz (UEN) aan de Raad
(5 februari 2001)
Betreft: Gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium
Bij monde van hun federatie uiten verontruste Franse militairen namens zichzelf en hun Europese collega's de wens dat de pathologie van het Golfsyndroom en het Balkansyndroom wordt vastgesteld.
Kan de Raad ons, met name gezien de uiteenlopende standpunten van de medici in de verschillende lidstaten, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van zijn mening en standpunt met betrekking tot de mogelijke of bewezen gevolgen van het gebruik van munitie met verarmd uranium voor de gezondheid (Balkansyndroom), waardoor militairen uit Frankrijk en andere landen van de Europese Unie na hun verblijf in de Federale Republiek Joegoslavië worden getroffen?
Kan de Raad op korte termijn nauwkeurig vaststellen hoeveel Europese militairen en Joegoslavische burgers in welke delen van de Federale Republiek Joegoslavië aan dergelijke munitie zijn blootgesteld?
Kan de Raad meedelen welke prioritaire gezondheidsmaatregelen hij met spoed aan de lidstaten wil voorstellen indien een rechtstreeks verband tussen het gebruik van dit soort munitie en de symptomen van het Balkansyndroom en het Golfsyndroom wordt aangetoond?
Antwoord
(31 mei 2001)
Tijdens zijn besprekingen van 22 januari 2001 heeft de Raad erkend dat de openbare mening ernstig verontrust is en heeft hij laten weten dat hij zich zal inspannen om volledige duidelijkheid te krijgen over de kwestie van het verarmd uranium. Men was het er algemeen over eens dat de NAVO, als instantie die verantwoordelijk is voor de organisatie van de crisisbeheersing in de Balkan, als eerste bij de deelnemers informatie zou dienen in te winnen over het gebruik van verarmd uranium, de troepenlocaties en medische bijzonderheden. Ook riep de Raad op tot volledige transparantie en een open uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten en met andere organisaties die deze zaak in onderzoek hebben.
De Raad wees er ook op dat verschillende instanties (UNEP, WHO, NAVO, het door de Commissie opgerichte comité) de kwestie op dit ogenblik onderzoeken. De conclusies van het verslag van de Groep van deskundigen ex artikel 31 van het Euratom-Verdrag zijn op 6 maart 2001 bekendgemaakt. Verwacht wordt dat binnenkort andere rapporten gepubliceerd zullen worden. De Raad heeft besloten deze zaak in het licht van genoemde rapporten opnieuw te bekijken om na te gaan of er specifieke initiatieven of maatregelen op EU-niveau nodig zijn.