Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0284/01 van Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE) aan de Commissie. Aankoop landbouwgrond door boeren in Duitsland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0284/01 van Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE) aan de Commissie. Aankoop landbouwgrond door boeren in Duitsland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0284/01

van Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE) aan de Commissie

(9 februari 2001)

Betreft: Aankoop landbouwgrond door boeren in Duitsland

De Duitse regering is van mening dat de aankoop van landbouwgrond door Zwitserse boeren niet verenigbaar is met de Duitse maatregelen ter verbetering van de interne landbouwstructuur. Op grond van de aanzienlijke verschillen qua politieke randvoorwaarden voor de landbouw in het gebied Hochrhein aan weerskanten van de staatsgrenzen, genieten de Zwitserse landbouwers ook onder inaanmerkingneming van de op 1 januari 1999 van kracht geworden Zwitserse landbouwwet zodanige voordelen, dat de aankoop van Duitse landbouwgrond door deze groep tot een zogenoemde ongezonde verdeling in de zin van paragraaf 9, lid 2 van de wet inzake grondtransacties (Grundstücksverkehrsgesetz) leidt, aldus de Duitse regering.

1. Is de Commissie van mening dat de aankoop van landbouwgrond door boeren uit derde landen de Europese landbouw nog kan steunen?

2. Hoe beoordeelt de Commissie het voornoemde standpunt van de Duitse regering?

3. Hoe zou de Commissie de situatie beoordelen als het om Oostenrijkse in plaats van om Zwitserse boeren ging?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(23 maart 2001)

1. en 2. Volgens de Commissie zijn de door de Bondsautoriteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde maatregelen ter verbetering van de landbouwstructuur wel verenigbaar met de aankoop van gronden in Duitsland door landbouwers uit derde landen, voorzover de door hen aangekochte grond overeenkomstig de ter zake geldende voorschriften wordt bebouwd. De lidstaat is bevoegd voor vraagstukken in verband met het eigendomsrecht en om de maatregelen vast te stellen die zij nodig acht voor het beheer en de exploitatie van de gronden.

3. Het vrije verkeer van personen, het recht van vestiging en het recht om een beroep in een andere lidstaat uit te oefenen zijn in het EG-Verdrag verankerd, zodat onderdanen van een lidstaat zich op deze grondrechten kunnen beroepen. Uiteraard geldt een dergelijke bescherming niet in dezelfde mate voor onderdanen van derde landen.