Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0577/01 van Gorka Knörr Borràs (Verts/ALE) aan de Raad. Vrijheid van vereniging en vergadering in Bulgarije.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0577/01 van Gorka Knörr Borràs (Verts/ALE) aan de Raad. Vrijheid van vereniging en vergadering in Bulgarije.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0577/01

van Gorka Knörr Borràs (Verts/ALE) aan de Raad

(28 februari 2001)

Betreft: Vrijheid van vereniging en vergadering in Bulgarije

Op 29 februari 2000 oordeelde het Bulgaarse Constitutionele Hof dat een in Macedonië gevestigde politieke partij, OMO llinden - PIRIN, ongrondwettig was. Deze partij is in 1999 ingeschreven en heeft deelgenomen aan de gemeentelijke verkiezingen in oktober 1999. De partij heeft altijd verklaard het Bulgaarse constitutionele en rechtsstelsel te zullen eerbiedigen en haar politieke activiteiten op vreedzame wijze te zullen uitvoeren. De partij heeft een klacht ingediend bij het Europese Hof voor de rechten van de mens.

In antwoord op een eerdere vraag uit het Parlement (H-0290/00)(1) verklaarde de Raad dat de officiële vertaling van het ongrondwettige besluit nog niet beschikbaar was.

Heeft de Raad de officiële vertaling inmiddels ontvangen? Is de Raad van mening dat dergelijke uitspraken een schending van het recht van vereniging en vergadering kunnen betekenen en discriminatie inhouden van een nationale minderheid? Heeft de Raad de Bulgaarse autoriteiten om uitleg verzocht?

Is de Raad van mening dat een dergelijke uitspraak verenigbaar is met eerbiediging van de democratische criteria die in Kopenhagen zijn vastgesteld?

(1) Schriftelijk antwoord d.d. 12 april 2000.

Antwoord

(10 juli 2001)

De Raad hecht er het allergrootste belang aan dat de kandidaat-lidstaten de beginselen democratie, rechtsstaat en mensenrechten eerbiedigen. Wat Bulgarije betreft, merkt de Raad op dat in het periodieke verslag van de Commissie van 2000 over de vorderingen van Bulgarije op de weg naar toetreding geconcludeerd wordt dat Bulgarije aan de politieke criteria van Kopenhagen blijft voldoen. In het verslag wordt echter gesteld dat, wat de politieke vertegenwoordiging van de minderheden betreft, de grondwet de organisatie van politieke partijen op etnische, raciale of religieuze gronden verbiedt. Het zou wenselijk zijn om deze grondwettelijke bepalingen met betrekking tot de beperkingen inzake de oprichting van politieke partijen te verduidelijken, omdat het van belang is verenigbaarheid met de internationale verplichtingen te waarborgen..

Wat meer bepaald de verklaring van het Bulgaarse Grondwettelijk Hof van 29 februari 2000 betreft, namelijk dat de in Macedonië gevestigde politieke partij OMO llinden - PIRIN ongrondwettig is, zoals het geachte parlementslid memoreert, is er beroep aangetekend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De beslissing van het hof in dezen zal de Europese Unie helpen in haar analyse van de beslissing van het Bulgaarse Grondwettelijk Hof in het licht van de politieke criteria die de Europese Raad van Kopenhagen vastgesteld heeft.

Mocht er sprake zijn van schending van de hierboven genoemde grondbeginselen, dan zal de Europese Unie, in het bijzonder in het kader van de bij de Europa-overeenkomst ingestelde organen, bij Bulgarije de nodige stappen ondernemen.