SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0600/01 van Heide Rühle (Verts/ALE) en Gabriele Stauner (PPE-DE) aan de Commissie. Toezending van streng vertrouwelijke informatie door de Commissie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0600/01

van Heide Rühle (Verts/ALE) en Gabriele Stauner (PPE-DE) aan de Commissie

(1 maart 2001)

Betreft: Toezending van streng vertrouwelijke informatie door de Commissie

Op grond van de kaderovereenkomst tussen het Parlement en de Commissie d.d. 6 juli 2000 kan de Commissie aan bepaalde ambtsdragers van het Parlement bepaalde door de Commissie als streng vertrouwelijk aangemerkte informatie doen toekomen die niet aan andere leden van het Parlement mag worden doorgegeven.

Kan de Commissie een lijst toezenden van alle gevallen waarin zij tot dusver van deze procedure gebruik heeft gemaakt en daarbij in elk geval afzonderlijk aangeven aan welke ambtsdragers als streng vertrouwelijk aangemerkte informatie werd toegezonden en waar het daarbij om ging?

Is het de Commissie bekend dat deze procedure van gerichte informatieverstrekking aan bepaalde ambtsdragers in strijd is met het Reglement van het Parlement, dat voorschrijft dat vertrouwelijke stukken en informatie die aan het Parlement worden toegezonden door de terzake bevoegde commissie moeten worden behandeld en met het oog daarop aan alle leden van die commissie moeten worden voorgelegd?

Kan de Commissie op vertrouwelijke basis kopieën van de volgens genoemde procedure toegezonden stukken en documenten ter beschikking stellen?

Kan de Commissie een exemplaar toezenden van haar momenteel vigerende interne voorschriften betreffende het beantwoorden van vragen overeenkomstig artikel 197 van het EG-Verdrag? Kan de Commissie mededelen in hoeverre deze voorschriften werden gewijzigd om rekening te houden met de bepalingen van de kaderovereenkomst?

Antwoord van de heer Prodi namens de Commissie

(24 april 2001)

De Commissie beschikt niet over een centraal overzicht van de vertrouwelijke documenten of inlichtingen die naar aanleiding van een verzoek op grond van bijlage III van de kaderovereenkomst van 6 juli 2000 aan het Parlement zijn verstrekt. De Commissie is namelijk van mening dat het aan elk van haar diensten zelf is om de kaderovereenkomst op juiste wijze toe te passen en zij heeft hiertoe ter ondersteuning een praktische gids samengesteld. Aldus worden de verzoeken van het Parlement om vertrouwelijke documenten of inlichtingen in de eerste plaats gedecentraliseerd behandeld door de terzake bevoegde dienst.

De uitleg die de geachte parlementsleden geven aan bijlage VIII, punt 3, van het Reglement van het Parlement (14e editie), volgens welke deze bepaling de verspreiding van het vertrouwelijke document onder alle leden van de bevoegde parlementaire commissie zou vereisen, wordt niet door de Commissie gedeeld. De Commissie meent weliswaar dat op grond van deze bepaling de verspreiding aan de leden van een parlementaire commissie is toegestaan, maar zij beschouwt dit niet als een verplichting. Derhalve ziet zij geen tegenstrijdigheid tussen deze bepaling en de kaderovereenkomst.

De Commissie is reeds in meerdere parlementaire vragen verzocht om toezending van de op grond van de kaderovereenkomst verstrekte documenten. De Commissie verwijst in dit verband met name naar haar antwoorden op de vragen E-3240/00, P-3478/00, E 4072/00, P-203/01, E-539/01 en P-571/01 van mevrouw Stauner.

Een kopie van de interne voorschriften betreffende het beantwoorden van parlementaire vragen zal rechtstreeks aan de geachte parlementsleden en het Secretariaat-generaal van het Parlement worden toegezonden. Deze voorschriften zijn niet gewijzigd na het sluiten van de kaderovereenkomst om de redenen die de Commissie in haar antwoord op de vragen P-203/01 en E-539/01 heeft uiteengezet alsmede in de punten 49, 50 en 51 van de beschikking van de President van het Gerecht van eerste aanleg van 15 januari 2001 in zaak T-236/00 R, Gabriele Stauner e.a./Parlement en Commissie.