Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1568/01 van Hiltrud Breyer (Verts/ALE) aan de Commissie. Toepassing en wijziging van de richtlijnen 96/82/EG en 96/61/EG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1568/01 van Hiltrud Breyer (Verts/ALE) aan de Commissie. Toepassing en wijziging van de richtlijnen 96/82/EG en 96/61/EG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1568/01

van Hiltrud Breyer (Verts/ALE) aan de Commissie

(29 mei 2001)

Betreft: Toepassing en wijziging van de richtlijnen 96/82/EG en 96/61/EG

In het kader van het onderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede op 13 mei 2000 werd vastgesteld:

- dat uit Bijlage I van richtlijn 96/82/EG(1) niet blijkt dat onder punt 4 ook pyrotechnische voorwerpen vallen,

- dat de R-zinnen van richtlijn 67/548/EEG(2) alleen niet toereikend zijn om de gevaren in verband met pyrotechnische voorwerpen te beoordelen,

- dat de eisen die aan constructie, exploitatie en controle van pyrotechnische installaties worden gesteld van lidstaat tot lidstaat verschillen.

1. Strookt het met het doel van richtlijn 96/82/EG wanneer bij de toepassing ervan gevaarlijke stoffen ook dan in aanmerking worden genomen wanneer zij producten, voorwerpen of preparaten, resp. delen daarvan zijn (niet alleen in het geval van pyrotechnische voorwerpen)?

2. Acht de Commissie het dienstig de verwijzing in Bijlage I van richtlijn 96/82/EG naar richtlijn 67/548/EEG in dier voege te wijzigen dat gevaarlijke stoffen en preparaten ook dan in aanmerking moeten worden genomen wanneer zij producten, voorwerpen of preparaten zijn, resp. delen daarvan zijn? Zo nee, waarom niet?

3. Ziet de Commissie een mogelijkheid om in het kader van de herziening van richtlijn 96/82/EG ook Bijlage I van richtlijn 96/31/EG(3) in dier voege te wijzigen dat installaties voor de productie, verwerking, opslag of vernietiging van ontplofbare stoffen, preparaten, voorwerpen etc. onder deze richtlijn komen te vallen, zodat, op basis van een document over de best beschikbare technologie, uniforme eisen kunnen worden uitgewerkt met betrekking tot veiligheid, vergunning en inspectie van dergelijke installaties?

(1) PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.

(2) PB B 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(3) PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(24 juli 2001)

1. Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (de Seveso II richtlijn) is, zoals bepaald in bijlage I, deel 2, nr. 4 van de richtlijn, van toepassing op inrichtingen waar ontplofbare stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden van 50 ton of meer. Volgens voetnoot 2 (a) van bijlage I, deel 2, omvat de term ontplofbare stof onder andere stoffen of mengsels van stoffen die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook of een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van niet-ontploffende, zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties (pyrotechnische stoffen) of pyrotechnische stoffen of preparaten die in voorwerpen zijn vervat. Voorts is in artikel 3, onder 4) de term gevaarlijke stoffen gedefinieerd als, onder andere, stoffen, mengsels of preparaten, aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct.

De Commissie is dan ook van mening dat de Seveso II richtlijn ook van toepassing is op gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van producten of preparaten.

2. Zoals gezegd in het antwoord op de vorige vraag is de Commissie van mening dat de Seveso II richtlijn nu reeds van toepassing is op gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van producten of preparaten. In het licht van de vuurwerkramp van Enschede is het echter zaak dat de Seveso II richtlijn wordt gewijzigd.

Hoewel Fireworks SE een vergunning had voor 159 ton vuurwerk, viel de inrichting niet onder de Seveso II richtlijn. De reden hiervoor was, dat bij de berekening van de in aanmerking te nemen hoeveelheden alleen rekening wordt gehouden met de hoeveelheden pyrotechnische stoffen, dus niet met de verpakking, enz. Bij Fireworks SE bedroeg de hoeveelheid pyrotechnische stoffen ongeveer 48 ton, net te weinig om de inrichting te kwalificeren als inrichting van de laagste categorie van de richtlijn.

Naar aanleiding van de ramp heeft de Commissie twee seminars over ontplofbare en pyrotechnische stoffen georganiseerd, het eerste op 27 september 2000 in Marseille, het tweede op 28 en 29 maart 2001 in het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de Commissie in Ispra, Italië. Beknopte verslagen van deze seminars zijn te verkrijgen bij het Bureau voor Grote Ongevallen (MAHB, Major Accident Hazards Bureau) van het GCO (http://mahbsrv.jrc.it).

In de verslagen wordt voorgesteld het classificatiesysteem te gebruiken van de Verenigde Naties/Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (UN/ADR) om de werkingssfeer van de Seveso II richtlijn te definiëren en om de grenshoeveelheden voor ontplofbare en pyrotechnische stoffen met gevaar voor massa-explosie sterk te verlagen. Anderzijds wordt in de verslagen opgemerkt dat de classificatie van ontplofbare en pyrotechnische stoffen in de verschillende lidstaten op uiteenlopende wijze is geregeld en dat geïmporteerde ontplofbare en pyrotechnische producten vaak onjuist zijn geclassificeerd en geëtiketteerd.

Deze verslagen en de commentaren die de verschillende betrokkenen uit het bedrijfsleven, overheidsinstanties en milieuorganisaties hebben geleverd in een openbare raadplegingsprocedure over een ontwerp-richtlijn ter wijziging van de Seveso II richtlijn, zullen voor de diensten van de Commissie een belangrijke input vormen voor de herziening van de ontwerp-richtlijn. De goedkeuring daarvan door de Commissie is gepland in september 2001.

3. Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (de IPPC richtlijn - integrated pollution prevention and control) is van toepassing op de productie van ontplofbare stoffen voor zover deze deel uitmaakt van de chemische industrie. Verwacht mag worden dat de huidige uitwisseling van informatie over de beste beschikbare technieken voor de preventie en bestrijding van emissies ook betrekking zal hebben op de desbetreffende chemische processen. Een typische installatie voor de productie of opslag van vuurwerk valt echter niet onder deze richtlijn.

De Commissie betwijfelt of het zinvol is deze activiteiten onder de IPPC richtlijn te laten vallen, aangezien de referentiedocumenten over de beste beschikbare technieken die in het kader van deze richtlijn zijn opgesteld hoofdzakelijk betrekking hebben op de beperking van emissies. Vergunningverlening en inspecties worden in deze documenten niet behandeld. De Commissie is van mening dat de Seveso II richtlijn het geschiktste instrument is om het risico van grote ongevallen te beperken in inrichtingen waar ontplofbare en pyrotechnische stoffen en materialen worden geproduceerd en opgeslagen.