SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1644/01 van Margrietus van den Berg (PSE) en Dorette Corbey (PSE) aan de Commissie. Habitatrichtlijn en voorstel Planologische Kernbeslissing Waddenzee.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1644/01 van Margrietus van den Berg (PSE) en Dorette Corbey (PSE) aan de Commissie. Habitatrichtlijn en voorstel Planologische Kernbeslissing Waddenzee.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1644/01
van Margrietus van den Berg (PSE) en Dorette Corbey (PSE) aan de Commissie
(12 juni 2001)
Betreft: Habitatrichtlijn en voorstel Planologische Kernbeslissing Waddenzee
Op 19 januari 2001 heeft de Nederlandse ministerraad de ontwerp-Planologische kernbeslissing (pkb) Derde Nota Waddenzee vastgesteld. Deze planologische kernbeslissing bevat de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de Waddenzee. Daarnaast bevat de PKB uitspraken welke andere overheden direct binden. Ook bevat de PKB een afwegingskader mede gebaseerd op de Europese habitat- en vogelrichtlijn waarbinnen nieuwe activiteiten en uitbreiding of wijziging van bestaande activiteiten in de Waddenzee dienen te worden getoetst. In de PKB wordt ingegaan op een variëteit aan activiteiten in de Waddenzee waaronder militaire activiteiten en bodemberoerende visserij. Bodemberoerende visserij wordt door deskundigen gezien als zeer schadelijk voor kust-ecosystemen. In de Waddenzee zijn de mosselbanken verdwenen en is een aanzienlijke verlaging in de populatie van eidereenden vastgesteld.
1. Hoe beoordeelt de Commissie het Nederlandse visserijbeleid zoals verwoord in de ontwerp-PKB Waddenzee in het licht van zowel de habitatrichtlijn en het daarin opgenomen voorzorgbeginsel als het biodiversiteitsactieplan voor de visserij(1) en acht de Commissie dit beleid voldoende voor het herstel van de zeegrasvelden en mosselbanken in de Waddenzee?
2. Hoe beoordeelt de Commissie de voortzetting van de bestaande militaire activiteiten in en rondom de Waddenzee zoals voorzien en geformuleerd in de PKB Waddenzee in het licht van artikel 6.2 van de habitatrichtlijn dat voorziet in een preventieve benadering ten aanzien van een verslechtering van de kwaliteit danwel een verstoring van een soort in een aangewezen speciale beschermingszone?
3. Acht de Commissie het in de PKB opgenomen afwegingskader voldoende voor zowel de beoordeling van eventuele cumulatieve gevolgen door een combinatie van plannen en projecten als de beoordeling van nieuwe activiteiten - zoals de verplaatsing van het Marínevliegkamp Valkenburg naar Den Helder - overeenkomstig artikel 6.3 van de habitatrichtlijn en zo nee, op welke wijze dient de PKB Waddenzee te worden aangepast?
4. Is de Commissie van mening dat de in het afwegingskader opgenomen formulering zwaarwegend maatschappelijk belang in overeenstemming is met de in de habitatrichtlijn in artikel 6.4. opgenomen formulering dwingende redenen van groot openbaar belang. Dit mede in het licht van de inbreukprocedure die de Commissie tegen de Nederlandse overheid is gestart vanwege een onvoldoende omzetting van artikel 6 van de habitatrichtlijn in de Nederlandse natuurbeschermingswet?
(1) COM(2001) 162.
Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie
(3 september 2001)
De ontwerp-Planologische kernbeslissing (pkb) Derde Nota Waddenzee is de Commissie niet bekend. De Commissie is derhalve niet in staat de vragen van het geachte parlementslid te beantwoorden. De Commissie is een onderzoek gestart teneinde te beoordelen of de vergunningen voor schelpenvisserijen en militaire activiteiten in de Waddenzee die de Nederlandse autoriteiten hebben verleend, in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, met name Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(1).
Met betrekking tot de vierde vraag is de Commissie van mening dat de formulering zwaarwegend maatschappelijk belang in het afwegingskader niet noodzakelijk verenigbaar is met de in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad opgenomen formulering dwingende redenen van groot openbaar belang, daar het Nederlandse criterium minder streng lijkt dan het criterium van de richtlijn. Over deze kwestie loopt reeds een onderzoek naar de al dan niet voldoende omzetting van Richtlijn 92/43/EEG in de Nederlandse wet.
(1) PB L 206 van 22.7.1992.