SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2106/01 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Goedkeuring van de rekeningen en fraude met melkpoeder.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2106/01 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Goedkeuring van de rekeningen en fraude met melkpoeder.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2106/01
van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie
(13 juli 2001)
Betreft: Goedkeuring van de rekeningen en fraude met melkpoeder
De Europese Commissie heeft toegezegd de communautaire middelen terug te vorderen die gemoeid waren met een fraudegeval met subsidies voor mageremelkpoeder dat voor diervoeder was bestemd. Toen de Commissie echter werd gevraagd of zij deze toezegging ook gestand had gedaan, antwoordde zij niet, noch tijdens de kwijtingsprocedure, noch toen de vraag haar opnieuw werd gesteld (schriftelijke vraag E-1001/01(1)).
Ik herhaal dan ook voor de tweede maal de vraag van punt 7.2 sub (a) van de tweede vragenlijst van de kwijtingsprocedure:
1. Heeft de Commissie nu wel of niet de middelen teruggevorderd, zoals zij had beloofd in het fraudegeval met melkpoeder in Nederland?
2. En zo ja, kan de Commissie mij dan een kopie verstrekken van de stukken die betrekking hebben op de goedkeuring van de rekeningen waaruit blijkt dat de middelen inderdaad in de Gemeenschapskas zijn teruggevloeid?
(1) PB C 350 E van 11.12.2001.
Gecombineerd Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-2106/01 en E-2107/01
(5 september 2001)
In deze twee vragen wijst het geachte parlementslid erop dat de Commissie niet heeft geantwoord op eerdere vragen in verband met de follow-up van een aantal bevindingen van de Rekenkamer die zijn gepubliceerd in het Speciaal verslag nr. 1/99(1) over de steun voor het gebruik van ondermelk en mageremelkpoeder als diervoeder.
De Commissie is van oordeel dat al deze vragen uitvoerig zijn beantwoord in het kader van de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 1999 en in het antwoord op schriftelijke vraag E-1001/01 van het geachte parlementslid.
Aangezien deze antwoorden echter op verschillende tijdstippen zijn gegeven, is het misschien nuttig een kort overzicht van de situatie te geven.
De twee schriftelijke vragen van het geachte parlementslid hebben betrekking op twee bevindingen van de Rekenkamer betreffende Nederland, respectievelijk in de punten 36 en 42 van bovengenoemd Speciaal verslag:
- Enerzijds (punt 36 van het Speciaal verslag) wijst de Rekenkamer op een ontoereikende controle op de levering van karnemelk door een Nederlandse begunstigde aan een Duits landbouwbedrijf. In haar antwoord op het Speciaal verslag geeft de Commission aan dat zij aan de opmerkingen van de Rekenkamer gevolg zal geven in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen en dat zij zo nodig financiële correcties zal toepassen. In het antwoord van de Commissie op punt 2.7 (a) van de tweede vragenlijst voor de kwijtingsprocedure voor 1999 wordt duidelijk verwezen naar de follow-up van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), dat tijdens twee bezoeken controles heeft verricht in zowel het bedrijf van de Nederlandse karnemelkproducent als het Duitse bedrijf. Volgens OLAF was er geen aanleiding om enige onregelmatigheid te vermoeden. De Commissie herhaalt dat er bijgevolg geen enkele reden was om een terugvorderingsprocedure in te leiden.
- Voorts had de Rekenkamer (punt 42 van het Speciaal verslag) vastgesteld dat in een geval 3350 kg MMP als subsidiabel was aangemerkt, terwijl in het analyseverslag was aangegeven dat er wei in aanwezig was. In het antwoord van de Commissie op het verslag van de Rekenkamer staat dat de Nederlandse autoriteiten hebben verklaard dat de betaling was teruggevorderd. De Commissie heeft toen
beloofd dit te verifiëren in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen. Zij geeft toe dat dit geval, zoals het geachte parlementslid opmerkt, inderdaad niet is behandeld in het antwoord van de Commissie op de tweede vragenlijst van de kwijtingsprocedure voor 1999, maar in het antwoord van de Commissie op schriftelijke vraag E-1001/01 van het geachte parlementslid, waarin de Commissie verklaart dat het ten onrechte betaalde bedrag van 5136.89 NLG met betrekking tot de 3350 kg MMP in december 1997 gecrediteerd is aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Bijgevolg hoeven geen financiële correcties te worden opgelegd aan de lidstaat. De Commissie verbaast zich erover dat het geachte parlementslid in schriftelijke vraag E-2107/01 beweert dat de zaken anders liggen.
In het bovenstaande wordt een antwoord gegeven op schriftelijke vraag E-2106/01 en ook op de eerste punten van schriftelijke vraag E-2107/01.
Met betrekking tot de laatste twee punten van schriftelijke vraag E-2107/01 zou de Commissie het volgende willen opmerken:
- In verband met de 3350 kg MMP dient erop te worden gewezen dat in de risico-analyse van de Commissie voor de controle op steunregelingen een belangrijk element het bedrag is dat met de zaak is gemoeid. De Commissie acht het niet echt storend dat een bedrag van 5136.89 NLG (2331) ten onrechte is betaald, maar later teruggevorderd, zodat er geen verlies was voor het EOGFL.
- Ten slotte begrijpt de Commissie niet hoe de bevindingen betreffende gemanipuleerde boter kunnen leiden tot de conclusies van het geachte parlementslid met betrekking tot de steun voor MMP.
(1) PB C 147 van 27.5.1999.