Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2129/01 van Cristiana Muscardini (UEN) aan de Commissie. Wetgeving tegen huiselijk en seksueel geweld ter bescherming van vrouwen en minderjarigen in de kandidaat-landen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2129/01 van Cristiana Muscardini (UEN) aan de Commissie. Wetgeving tegen huiselijk en seksueel geweld ter bescherming van vrouwen en minderjarigen in de kandidaat-landen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2129/01

van Cristiana Muscardini (UEN) aan de Commissie

(17 juli 2001)

Betreft: Wetgeving tegen huiselijk en seksueel geweld ter bescherming van vrouwen en minderjarigen in de kandidaat-landen

Onmiskenbaar neemt het geweld binnen het gezin tegen vrouwen en minderjarigen toe.

In veel EU-landen wordt huiselijk geweld, met inbegrip van seksueel geweld tegen de echtgenote of partner, bestraft, zelfs met het uit huis plaatsen van de echtgenoot-partner, die voor dit soort delicten is veroordeeld, ondanks wetgeving blijft in de huidige lidstaten het geweld tegen vrouwen en krijgt het een alarmerende omvang.

1. Kan de Commissie meedelen hoe geweld tegen vrouwen en minderjarigen binnen het gezin in de kandidaat-landen wordt bestraft en hoe de regelgeving er uit ziet?

2. Kan zij mededelen of in deze landen, nu toetreding voor de deur staat, de wetten ter bescherming van de vrouw en tegen geweld in alle sectoren van het maatschappelijk leven, ook op het werk, worden getoetst?

3. Is zij voornemens de regeringen van de kandidaat-landen te verzoeken hun wetgeving aan te passen aan de normen van de huidige lidstaten?

4. Acht zij het niet wenselijk om als randvoorwaarde voor toetreding te toetsen of er regels bestaan ter bescherming van de vrouw en tegen geweld binnen het gezin?

Antwoord van de heer M. Verheugen namens de Commissie

(10 september 2001)

De Commissie wijst erop dat de vragen van het geachte parlementslid door de Commissie worden behandeld in de periodieke verslagen over de vorderingen van de kandidaat-lidstaten op weg naar de toetreding. Deze verslagen worden elk jaar ingediend bij het Parlement en de Raad.

De volgende periodieke verslagen worden in november 2001 voorgelegd.

l. en 4. De Commissie wijst in haar verslagen van november 2000 zowel op de geconstateerde problemen als op de genomen maatregelen (met inbegrip van de maatregelen in verband met de ratificatie van sommige overeenkomsten) en de lacunes in de wetgeving, vooral wat betreft Cyprus, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovakije en Turkije;

2. In deze verslagen analyseert de Commissie de bestaande situatie in alle kandidaat-lidstaten inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Deze analyse werd uitgevoerd in het kader van het hoofdstuk over de naleving van de criteria van Kopenhagen en vooral de eerbiediging van de sociale, economische en culturele rechten en de mensenrechten, en in het kader van de toepassing van het sociale hoofdstuk van het acquis communautaire.

3. De Commissie wijst het geachte Parlemenslid erop dat de toepassing van het acquis communautaire deel uitmaakt van de toetredingsvoorwaarden die in 1993 werden vastgelegd door de Europese Raad van Kopenhagen (21 en 22 juni 1993). In haar periodieke verslagen, in het kader van de associatieovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en de verschillende kandidaat-lidstaten anderzijds, evenals in het kader van de toetredingsonderhandelingen, laat de Commisse dus niet na de kandidaat-lidstaten te herinneren aan deze verplichting door te benadrukken dat het acquis op sociaal gebied hierbij van essentieel belang is en moet worden overgenomen.