Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2157/01 van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) en Albert Maat (PPE-DE) aan de Commissie. Vertraging bij toelating van nieuwe BSE-tests.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2157/01 van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) en Albert Maat (PPE-DE) aan de Commissie. Vertraging bij toelating van nieuwe BSE-tests.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2157/01

van Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) en Albert Maat (PPE-DE) aan de Commissie

(18 juli 2001)

Betreft: Vertraging bij toelating van nieuwe BSE-tests

Vanaf 1 juli 2001 moet elke lidstaat, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Zweden en Finland, alle geslachte runderen die 30 maanden of ouder zijn, op BSE onderzoeken.

De gebruikte BSE-tests moeten door DG Sanco in het Joint Research Centre (JRC) te Geel een testprocédé doorlopen om goedkeuring te verkrijgen. Momenteel wordt de markt gedeeld door drie fabrikanten, van wie de tests sinds 1999 zijn toegelaten. Andere fabrikanten hebben daarna nieuwe tests ter goedkeuring voorgelegd. Begin 2001 werd de goedkeuring van deze nieuwe tests voor april/mei van dit jaar voorzien, wat voor de nieuwe fabrikanten tijdige toegang tot deze grote markt zou betekenen. Nu echter is deze goedkeuring niet voor eind augustus 2001 te verwachten.

1. Kan de Commissie toelichten waardoor deze grote vertraging wordt veroorzaakt?

2. Is de Commissie zich ervan bewust dat door deze vertraging de huidige fabrikanten met hun tests een monopoliepositie innemen, zeker wanneer men het feit in aanmerking neemt dat, wanneer een analyselaboratorium eenmaal een bepaalde test gebruikt, dit voor langere tijd is? Wat is het oordeel van de Commissie daarover?

Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie

(25 september 2001)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1326/2001 van de Commissie van 29 juni 2001(2), bevat een lijst met drie sneltests die zijn goedgekeurd voor de controle op boviene spongiforme encefalopathie (BSE). De tests zijn geselecteerd op grond van een door de Commissie in 1999 uitgevoerde evaluatie.

Een tweede evaluatie is begonnen in december 2000. Zoals bij de eerste evaluatie zijn de te evalueren tests na een wereldwijde oproep tot het geven van blijken van belangstelling door een panel van deskundigen geselecteerd.

De tweede evaluatie heeft wegens onvoorziene omstandigheden vertraging opgelopen. De uitbraak van mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk heeft geleid tot een vertraging bij de aflevering van positieve monsters uit het nationaal referentielaboratorium in het Verenigd Koninkrijk. Verder hebben zich onverwachte problemen voorgedaan bij het gebruik van de beschikbare bevroren testmonsters en er moest een nieuwe serie worden voorbereid. Het is duidelijk dat het onaanvaardbaar zou zijn de goedkeuring van tests te versnellen zonder dat ervoor wordt gezorgd dat de nodige wetenschappelijke evaluatie op stringente en behoorlijke wijze wordt uitgevoerd. Volksgezondheidsoverwegingen moeten in dit verband prevaleren boven commerciële overwegingen.

De Commissie beschouwt de huidige situatie niet als een monopolie, aangezien de drie goedgekeurde tests door verschillende bedrijven worden vervaardigd en op de markt gebracht. De Commissie volgt echter de situatie op de voet.

(1) PB L 147 van 31.5.2001.

(2) PB L 177 van 30.6.2001.