Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2231/01 van Hans Kronberger (NI) aan de Commissie. Liberalisering van de winkelopeningstijden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2231/01 van Hans Kronberger (NI) aan de Commissie. Liberalisering van de winkelopeningstijden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2231/01

van Hans Kronberger (NI) aan de Commissie

(18 juli 2001)

Betreft: Liberalisering van de winkelopeningstijden

De Commissie heeft in haar richtsnoeren voor het economisch beleid Oostenrijk verzocht om verdere liberalisering van de openingstijden van winkels. Met een tijdkader van 66 uur vormt Oostenrijk momenteel inderdaad de hekkensluiter onder de lidstaten, hetgeen niet alleen een nadelige invloed heeft op de koopkracht, het toerisme en de aantrekkelijkheid van Oostenrijk als vestigingsplaats, maar ook op de werkgelegenheid in de handel en het scheppen van nieuwe banen in aanverwante sectoren. Vooral winkels in de grensgebieden hebben hieronder te lijden. Verder gaan ook benzinestations steeds meer over tot het verkopen van levensmiddelen, waardoor de markt wordt verstoord. Een akkoord om de openingstijden uit te breiden tot 72 uur, is door de regering weliswaar ondertekend, maar is tot op heden nog niet uitgevoerd.

Welke maatregelen is de Commissie voornemens te treffen om concurrentievervalsing te voorkomen wanneer de openingstijden niet in hetzelfde tempo worden geliberaliseerd?

Is de Commissie van plan lidstaten die niet tijdig tot liberalisering overgaan, tot de orde te roepen? Zo ja, wat denkt de Commissie in dat geval te ondernemen?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(5 september 2001)

De Commissie is zich bewust van de moeilijkheden in verband met de verschillende nationale regelingen betreffende de openingstijden van winkels. Er zij op gewezen dat deze kwestie onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, maar deze moeten uiteraard wel het communautaire recht in acht nemen. Over de problematiek van de openingstijden van winkels bestaat een uitvoerige jurisprudentie van het Hof van Justitie. Uit deze jurisprudentie blijkt duidelijk dat het Hof geweigerd heeft nationale regelingen inzake de sluitingsmodaliteiten van winkels(1) onverenigbaar te verklaren met artikel 28 (ex-artikel 30) van het EG-Verdrag, maar dit geldt niet voor de verenigbaarheid van dergelijke maatregelen met artikel 49 (ex-artikel 59) van het EG-Verdrag inzake het vrij verrichten van diensten. Bovendien heeft het Hof erkend dat artikel 43 (ex-artikel 52) van het EG-Verdrag inzake de vrijheid van vestiging van toepassing is op een

regeling betreffende de sluiting van winkels op zon- en feestdagen, zelfs al is het Hof van mening dat in dit geval de beperkende gevolgen van deze regeling op de vrijheid van vestiging te onzeker en indirect waren zodat zij niet kunnen worden geacht deze vrijheid te belemmeren.(2)

In dit kader zal de Commissie de problematiek met betrekking tot de openingstijden van winkels in het kader van de follow-up van haar mededeling aan de Raad en het Parlement voor een internemarktstrategie voor de dienstensector(3) bestuderen. De Commissie heeft immers onlangs een nieuwe strategie goedgekeurd teneinde de werking van de interne dienstenmarkt te verbeteren, en wel in twee fasen: in de eerste fase zullen de obstakels worden vastgesteld die nog steeds de grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van diensten belemmeren; in de tweede fase zullen initiatieven worden voorgesteld teneinde deze belemmeringen op te heffen.

(1) HJ, 16 december 1992, B & Q, zaak C-169/91, Jurispr. 1992, blz. I-6635; HJ, 2 juni 1994, Boermans, gevoegde zaken C-401/92 en C-402/92, Jurispr. 1994, blz. I-2199.

(2) HJ, 20 juni 1996, Semeraro Casa Uno, gevoegde zaken C-418/93 en volgende, Jurispr. 1996, blz. I-2975.

(3) COM(2000) 888 def.