Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2298/01 van Monica Frassoni (Verts/ALE)en Joost Lagendijk (Verts/ALE) aan de Commissie. Benoeming nieuwe directeur Directoraat D bij DG buitenlandse betrekkingen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2298/01 van Monica Frassoni (Verts/ALE)en Joost Lagendijk (Verts/ALE) aan de Commissie. Benoeming nieuwe directeur Directoraat D bij DG buitenlandse betrekkingen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2298/01

van Monica Frassoni (Verts/ALE)en Joost Lagendijk (Verts/ALE) aan de Commissie

(31 juli 2001)

Betreft: Benoeming nieuwe directeur Directoraat D bij DG buitenlandse betrekkingen

Een van de uitgesproken prioriteiten bij de hervorming van de Commissie is dat ervoor moet worden gezorgd dat bevorderingen plaatsvinden op grond van bekwaamheid en niet op basis van nationaliteit, politieke kleur of andere toevalligheden. Dit uitgangspunt werd nog eens vermeld in informatieblad nr. 9/2001 van DG buitenlandse betrekkingen van 3 juli 2001.

Het zou daarom goed zijn te weten wat de exacte reden is waarom de Commissie een opmerkelijke uitzondering op dit beginsel maakte, toen zij de nieuwe directeur van directoraat D bij DG buitenlandse betrekkingen, de heer Reinhard Priebe, benoemde. In het interne personeelsblad van DG buitenlandse betrekkingen van april/mei/juli 2001 is een interessant interview met de heer Priebe verschenen, waarin hij met ontwapenende eerlijkheid toegeeft nooit eerder op het terrein van de buitenlandse betrekkingen te hebben gewerkt en dat hij bij toeval naar het Directoraat westelijke Balkan is verhuisd.

Kan de Commissie mededelen op grond van welke nauwkeurig omschreven criteria de heer Priebe is benoemd, gezien het feit dat hij zelf toegeeft geen ervaring op het gebied van de buitenlandse betrekkingen te hebben laat staan in de westelijke Balkan en gezien het feit dat dit duidelijk in strijd is met haar interne voorschriften?

Is de Commissie niet van oordeel dat er binnen haar eigen diensten voldoende bekwame personen beschikbaar zijn om op een zo moeilijk moment in de betrekkingen tussen de EU en de westelijke Balkan een zo delicate post te bezetten?

Is de Commissie niet van oordeel dat het voor haar prestige en geloofwaardigheid een bijzonder ongelukkige zaak is dat zij bij toeval iemand tot directeur benoemt die geen relevante achtergrond heeft ook al is er geen enkele reden om te twijfelen aan zijn professionele kwaliteiten met betrekking tot andere belangrijke aspecten van de werkzaamheden van de Commissie?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(25 oktober 2001)

De Commissie pleegt bij benoemingen op het niveau van senior management uit te gaan van een aantal criteria. In het geval van de recente vacature voor de post van directeur Westelijke Balkan, waren de selectiecriteria ondermeer een aantoonbare ervaring op het gebied van management en onderhandelingen, het vermogen om complexe programma's te kunnen ontwikkelen in een snel veranderend klimaat, eerdere ervaring op het gebied van internationale betrekkingen alsmede goede organisatorische en communicatievaardigheden.

De kandidaat die na een reeks gesprekken voor de post werd gekozen, bleek te beschikken over de meest uitgebreide ervaring en de vaardigheden die vereist zijn voor deze uitdagende post. Eerdere ervaring in een Directoraat-Generaal Buitenlandse Betrekkingen was geen vereiste voor de post en de overige hierboven vermelde factoren werden voor het werk in de landen in dit gebied van meer belang geacht. De benoeming in kwestie geschiedde derhalve niet bij toeval maar na een zorgvuldige selectieprocedure waarbij de Commissie hoegenaamd niet afweek van haar voorschriften. De procedure werd immers vastgesteld om ervoor te zorgen dat voor posten als deze die interessante problemen bieden, de meest bekwame, beschikbare persoon binnen de diensten van de Commissie kan worden gevonden en geselecteerd.