Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2444/01 van Carlos Bautista Ojeda (Verts/ALE) aan de Commissie. Bosbranden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2444/01 van Carlos Bautista Ojeda (Verts/ALE) aan de Commissie. Bosbranden.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2444/01

van Carlos Bautista Ojeda (Verts/ALE) aan de Commissie

(11 september 2001)

Betreft: Bosbranden

Jaarlijks maken de lidstaten van de Unie na de zomerperiode de balans op van het aantal bosbranden en de hoeveelheid hectaren bos die verloren is gegaan, waarbij zij, net als bij het tellen van het aantal verkeersdoden, een trieste routinehandeling verrichten.

Denkt de Commissie dat er gezien het tempo waarin in sommige regio's van de Unie, zoals Andalusië, de bosbranden plaatsvinden, nog bos overblijft voor toekomstige generaties?

Kent de Commissie de bosbouwkundige en biologische waarde van de hoeveelheid bos die deze zomer is afgebrand in een regio als Andalusië die geplaagd wordt door langdurige droogteperioden en woestijnvorming?

Is de Commissie zich bewust van de werkelijke omvang van de brand die het nationale park Cazorla, Segura la Villas heeft getroffen, dat geldt als biosfeerreserve en dat financiële bijdragen ontvangt van verschillende communautaire programma's voor het beheer en behoud?

Is de Europese Commissie niet van mening dat er een reëel probleem bestaat omdat men niet in staat is om deze parken te beheren en te behouden uit de beperkte budgettaire middelen die daartoe door de bevoegde overheden worden uitgetrokken?

Is de Europese Commissie niet van mening dat de communautaire overheid zich direct met deze zaak moet bemoeien, met name vanwege het algemene belang dat deze natuurgebieden hebben voor de gehele gemeenschap, en de parken die belangrijke steun ontvangen voor hun behoud rechtstreeks moet gaan beheren?

Gelooft de Commissie niet dat door een directere controle in samenspraak met de autonome regio's, zoals dat voor Spanje geldt, en door het verbeteren van de technische en financiële adviezen, de alarmerende hoeveelheid hectaren afgebrand bos zou kunnen worden verminderd?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(31 oktober 2001)

Jaarlijks woeden er een zeer groot aantal branden in de bossen van de zuidelijke lidstaten van de Unie. De laatste cijfers waarover de Commissie beschikt voor de periode van 1 juli 2001 tot 31 augustus 2001 maken gewag van 33 833 bosbranden over een oppervlakte van 98 600 hectaren (ha) in Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal.

De lidstaten en de Commissie blijven daar echter niet lijdzaam op toezien. Jaarlijks worden aanzienlijke financiële middelen besteed aan de bescherming van bossen tegen brand, de bewustmaking van de bevolking of de strijd tegen de oorzaken, de actieve brandbestrijding, de totstandbrenging van beschermingsinfrastructuur (brandschermen, brandgangen, tappunten) en de bewaking. De Commissie speelt met name haar rol in het kader van de programma's van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen(1) en van Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand(2). Dankzij deze inspanningen is, ondanks het grote aantal bosbranden, de oppervlakte van de door het vuur verwoeste bossen sinds begin van de jaren negentig geleidelijk verminderd.

Wat de beboste oppervlakte betreft, vestigt de Commissie de aandacht van het geachte parlementslid op het door de statistieken bevestigde gegeven dat het bosareaal gemiddeld aangroeit, en dit om verschillende redenen: er ontstaan op natuurlijke wijze bossen op verlaten landerijen, er is een actief bebossings- of herbebossingsbeleid, met name in Spanje, en de mediterrane bossen, die jammer genoeg ongetwijfeld reeds lang door bosbranden geteisterd worden, hebben zich aan dit fenomeen aangepast en beschikken over een zeer grote herstelcapaciteit. De 98 600 hectaren bos die afgelopen zomer ten prooi vielen aan de vlammen, zijn bijvoorbeeld niet totaal vernietigd.

De frequentie van de bosbranden blijft evenwel verontrustend. Jaarlijks wordt een toename van het aantal brandhaarden vastgesteld. Vaak branden dezelfde gebieden steeds opnieuw af, wat resulteert in een geleidelijk kwaliteitsverlies dat uiteindelijk onomkeerbaar wordt. In afwezigheid van bufferzones, zoals landbouwgebieden die het vuur kunnen stoppen, valt bovendien te vrezen dat bepaalde over grote oppervlakte beboste gebieden ten prooi vallen aan zeer grote branden.

Tussen 1 januari 2001 en 31 augustus 2001 hebben 836 branden, waarvan 213 van meer dan een ha, in Andalusië een oppervlakte van 5 625 ha in de as gelegd (wat neerkomt op 0,1 % van de beboste oppervlakte in Andalusië). 3 060 ha daarvan is als bos ingedeeld. De Commissie beschikt niet over informatie over de biologische waarde van de verwoeste bossen.

De Commissie heeft echter vernomen dat de brand in het nationaal park van Cazorla een oppervlakte van 836 ha in de as heeft gelegd en daarbij voornamelijk nieuwe aanplant van zeeden (Pinus pinaster) heeft vernietigd. Het deel van het park met de grootste ecologische waarde is evenwel niet getroffen.

De verantwoordelijkheid voor de financiering van natuurbehoud en natuurgebieden berust bij de nationale, dan wel plaatselijke autoriteiten van de lidstaten. Om natuurgebieden in stand te houden zijn afdoende financiële middelen nodig. De Commissie heeft geen uitgebreide informatie over de in de verschillende lidstaten voor natuurgebieden gereserveerde nationale middelen en kan dus niet beoordelen of die middelen volstaan voor het beheer van deze gebieden. In het kader van de habitatrichtlijn moeten er echter financiële middelen worden uitgetrokken voor de gebieden die in het Natura 2000-netwerk worden opgenomen, en de Commissie buigt zich momenteel over deze kwestie.

De Commissie is van mening dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de natuurgebieden van een lidstaat bij bedoelde staat ligt, die verantwoordelijk is voor het uitstippelen van het beleid én voor de tenuitvoerlegging daarvan. De Commissie erkent het belang van deze gebieden voor de Gemeenschap en heeft dus een beleid en instrumenten voor hun bescherming ontwikkeld. Belangrijke natuurgebieden worden over de gehele Unie beschermd in het kader van het Natura 2000-netwerk en de Commissie maakt aanzienlijke financiële middelen vrij voor het beheer van bedoelde gebieden. Het beheer van de gebieden zelf, alsook van de middelen die zij uit verschillende bronnen (LIFE, structuurfondsen, enz.) ontvangen, berust evenwel bij de nationale en lokale autoriteiten.

Het is niet aan de Gemeenschap om toezichtsmaatregelen in te voeren met het oog op de vermindering van het aantal bosbranden en de daardoor veroorzaakte schade. In de mate van het mogelijke heeft de Commissie zich echter ertoe verbonden de nationale operationele centra voor bosbrandbestrijding samen te brengen teneinde niet alleen een uitwisseling van informatie over toezichtsmaatregelen mogelijk te maken, maar ook operationele samenwerking tussen de centra tot stand te brengen. Uit ervaring blijkt dat een dergelijke samenwerking, gezien de wederzijdse bijstand en de uitwisseling van technische raadgevingen die daaruit voortvloeien, zowel belangrijk als vruchtbaar kan zijn. In laatste instantie moet worden opgemerkt dat de deskundigen op het gebied van bosbranden van oordeel zijn dat zelfs de beste toezichtsmaatregelen brandstichting door pyromanen nooit geheel kunnen voorkomen.

(1) PB L 160 van 26.6.1999.

(2) PB L 217 van 31.7.1992.