Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2719/01 van Marco Formentini (ELDR) aan de Commissie. Vermoedelijke overtreding van richtlijn 92/43/EEG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2719/01 van Marco Formentini (ELDR) aan de Commissie. Vermoedelijke overtreding van richtlijn 92/43/EEG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2719/01

van Marco Formentini (ELDR) aan de Commissie

(26 september 2001)

Betreft: Vermoedelijke overtreding van richtlijn 92/43/EEG

In de gemeenten Carrosio en Gavi in de regio Piemonte is grote beroering ontstaan door de plannen voor mijnbouwactiviteiten met de volgende consequenties:

- vernietiging van de bronnen waarmee Carrosio volledig en Gavi ten dele in zijn drinkwaterbehoeften voorziet;

- waterwinningswerken (ter vervanging van genoemde bronnen) op het terrein van het Parco delle Capanne (Marcarolo).

Voor al deze werkzaamheden is door de regio vergunning verleend, waarbij zowel nationale voorschriften als regels van de regio zelf in ernstige mate zijn overtreden.

Met de werkzaamheden kan nu elk moment een aanvang worden gemaakt. Is de Commissie bereid zich over deze kwestie te buigen en het regiobestuur van Piemonte erop aan te spreken om te voorkomen dat de bevolking en de gemeentelijke overheden worden platgewalst?

Is er in het onderhavige geval sprake van overtreding van richtlijn 92/43/EEG(1)?

(1) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(22 oktober 2001)

In Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten(1) is bepaald dat projecten die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, met name gezien hun aard, omvang of ligging, worden onderworpen aan een beoordeling van die effecten (MEB, milieueffectbeoordeling). In de twee bijlagen wordt een overzicht gegeven van de categorieën van projecten die onder de richtlijn vallen. Voor in bijlage I genoemde projecten is een MEB-procedure vereist. Krachtens artikel 4, lid 2, worden projecten van de in bijlage II genoemde categorieën onderworpen aan een MEB indien de lidstaten van oordeel zijn dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken.

Krachtens Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG(2) moeten de lidstaten voor de in bijlage II genoemde projecten door middel van een onderzoek per geval of aan de hand van door de lidstaten vastgestelde drempelwaarden of criteria bepalen of het project al dan niet aan een MEB moet worden onderworpen. Indien echter een vergunningsaanvraag voor een project vóór 14 maart 1999 bij een bevoegde instantie is ingediend, blijven de bepalingen van Richtlijn 85/337/EEG van vóór deze wijziging van kracht.

Afgaande op de door het geachte parlementslid verstrekte informatie kunnen de werkzaamheden waarop de vraag betrekking heeft, onder punt 2 (extractieve bedrijven) van bijlage II van Richtlijn 85/337/EEG van voor de wijziging vallen of onder punt 19 (steengroeven en dagbouwmijnen met een terreinoppervlakte van meer dan 25 hectare of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare) van bijlage I van Richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG, of onder punt 2 (extractieve bedrijven) van bijlage II van Richtlijn 85/337/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG.

Bovendien blijkt uit de door het geachte parlementslid verstrekte informatie dat het project een significant effect kan hebben op bepaalde gebieden die onder Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna vallen.

Krachtens artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG moet, met betrekking tot de gebieden die volgens de procedure van de richtlijn in de lijst van gebieden van communautair belang zullen worden opgenomen en die als speciale beschermingszones zullen worden aangewezen, voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.

Momenteel is de bovengenoemde bepaling evenwel niet volledig verbindend. De genoemde procedure, die erin voorziet dat gebieden van communautair belang uit een lijst van voorgestelde gebieden van communautair belang worden gekozen en vervolgens als speciale beschermingszones worden aangewezen, is nog niet afgerond. De gebieden die thans onder de richtlijn vallen, waaronder de door het geachte parlementslid genoemde gebieden, bevinden zich nog in het stadium van voorgestelde gebieden van communautair belang. In voorgestelde gebieden van communautair belang moeten de lidstaten bepaalde verplichtingen in acht nemen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de richtlijn niet in gevaar komen. Met name wordt hun aangeraden af te zien van alle activiteiten die de toestand in een voorgesteld gebied kunnen verslechteren.

In het onderhavige geval zal de Commissie, die niet op de hoogte is van de door het geachte parlementslid beschreven situatie, het nodige doen om nadere inlichtingen in te winnen en er, binnen de perken van de door het EG-Verdrag verleende bevoegdheden, op toe te zien dat het Gemeenschapsrecht wordt nageleefd.

Mocht de Commissie ontdekken dat in dit specifieke geval het Gemeenschapsrecht wordt overtreden, zal zij, als behoeder van het EG-Verdrag, niet aarzelen alle nodige maatregelen te nemen, inclusief inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 (oud artikel 169) van het EG-Verdrag, om ervoor te zorgen dat de desbetreffende communautaire wetgeving wordt nageleefd.

(1) PB L 175 van 5.7.1985.

(2) PB L 73 van 14.3.1997.