SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3087/01 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. De voorgenomen bouw van 109 windmolens in de trekvogelroute langs het Nederlandse deel van de Waddenzee en tijdige melding van strijdigheid met richtlijnen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3087/01 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. De voorgenomen bouw van 109 windmolens in de trekvogelroute langs het Nederlandse deel van de Waddenzee en tijdige melding van strijdigheid met richtlijnen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3087/01
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie
(13 november 2001)
Betreft: De voorgenomen bouw van 109 windmolens in de trekvogelroute langs het Nederlandse deel van de Waddenzee en tijdige melding van strijdigheid met richtlijnen
1. Is het de Commissie bekend dat de Nederlandse regering op 18 oktober 2001 heeft besloten om langs de zuidrand van de Waddenzee 109 windmolens van 60 tot 75 meter hoog te plaatsen, die in het water komen te staan ter weerszijden van de in 1932 aangelegde Afsluitdijk die een scheiding vormt tussen de zoute, ondiepe, voedselrijke en met de Noordzee verbonden Waddenzee en het van de zee afgesneden, tegenwoordig met zoet rivierwater gevulde IJsselmeer?
2. Is het de Commissie tevens bekend dat de Nederlandse kust als geheel deel uitmaakt van de trekvogelroutes voor onder meer ganzen, scholeksters en eidereenden tussen enerzijds Scandinavië en Noord Rusland en anderzijds de westkust van Afrika, en dat bovendien de Waddenzee niet alleen een vaste verblijfplaats is voor zeevogels maar ook een voedingsgebied voor trekvogels?
3. Acht zij de Nederlandse kust, en de Waddenkust in het bijzonder, onder deze omstandigheden ongeschikt voor het plaatsen van windmolens die het risico opleveren om jaarlijks een grote slachting onder vogels aan te richten, en acht zij derhalve de plaatsing van deze windmolens niet in overeenstemming met een correcte toepassing van de Vogel- en Habitatrichtlijnen?
4. Is het de Commissie bekend dat de Duitse en Deense regeringen hun deel van de Waddenzee willen vrijhouden van windmolens, maar dat de Nederlandse regering nog steeds blijft hopen dat dit project niet strijdig is met richtlijnen van de Europese Unie?
5. Is zij bereid om de Nederlandse regering in een zo vroeg mogelijk stadium van haar verkenningen van de toelaatbaarheid van uitvoering van dit plan te informeren als zij van oordeel is dat strijdigheid met richtlijnen de plaatsing van windmolens in en langs de Waddenzee in de weg staat en daarmee te voorkomen dat voorbereidende investeringen worden gedaan voor een niet realiseerbaar plan?
6. Is de Commissie bereid om met de Nederlandse regering te overleggen over andere locaties voor de bouw van grote aantallen windmolens, hetzij op land, hetzij ver buiten de kust in de Noordzee, die niet de nadelen hebben van de huidige plannen en die wel kunnen voorzien in de beoogde milieuvriendelijke opwekking van elektriciteit voor 250 000 tot 300 000 huishoudens?
Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie
(7 januari 2002)
1. Het was de Commissie niet bekend dat de Nederlandse regering op 18 oktober 2001 heeft besloten 109 windturbines van 60 tot 75 meter hoog langs de zuidkust van de Waddenzee te plaatsen.
2. Het belang van de Nederlandse kust als vaste rust- en voedingsplaats voor trekvogels op de WestAtlantische trekvogelroute tussen het poolgebied en de westkust van Afrika is de Commissie bekend. Dat is de reden waarom de Waddenzee en andere kustgebieden door de Nederlandse regering zijn aangewezen als speciale beschermingszones krachtens artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(1).
3. De Commissie is van mening dat alle plannen of projecten die significante gevolgen hebben voor gebieden die behoren tot het Natura 2000- netwerk, met inbegrip van speciale beschermingszones, zoals met name het geval is met de Waddenzee, beoordeeld moeten worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 3 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de zogenaamde habitatrichtlijn) alvorens zij worden goedgekeurd. Bovendien vindt de Commissie dat wanneer een lidstaat een plan of project wil uitvoeren, ondanks een negatieve beoordeling van de implicaties voor het betrokken gebied, voldaan moet worden aan de bepalingen van artikel 6, lid 4.
4. De Commissie heeft geen informatie gevraagd of ontvangen van de Duitse en van de Deense regering over hun intentie om hun deel van de Waddenzee vrij te houden van windturbines.
5. De Commissie heeft niet de bevoegdheid om de lidstaten gedetailleerde instructies te geven over de keuze van locaties voor windparken of andere energieprojecten. Zij zal echter contact opnemen met de Nederlandse regering om ervan verzekerd te zijn dat in dit geval de bepalingen van artikel 6, lid 3 en lid 4, van de habitatrichtlijn worden nageleefd.
(1) PB L 103 van 25.4.1979.