Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3570/01 van Laura González Álvarez (GUE/NGL) aan de Commissie. Arbeidsrechtelijke situatie van werknemers in ploegendienst bij EHBO-diensten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3570/01 van Laura González Álvarez (GUE/NGL) aan de Commissie. Arbeidsrechtelijke situatie van werknemers in ploegendienst bij EHBO-diensten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3570/01

van Laura González Álvarez (GUE/NGL) aan de Commissie

(8 januari 2002)

Betreft: Arbeidsrechtelijke situatie van werknemers in ploegendienst bij EHBO-diensten

Op 3 oktober 2000 deed het Europese Hof van Justitie uitspraak ten gunste van de Vakbond van Artsen in overheidsdienst van het gewest Valencia in haar geschil met het departement van volksgezondheid en consumentenbescherming van dit autonome gewest. In het vonnis werd verwezen naar de buitensporig lange werkweken, de te korte perioden voor reglementaire rust, en de ontoereikende arbeidsvoorwaarden voor de nachtdiensten en ploegendiensten in de EHBO-zorg (zaak C-303/98).

Het Hof baseerde zich hierbij op kaderrichtlijn 89/391/EEG(1), betreffende de toepassing van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers en de specifieke richtlijn tot vaststelling van een arbeidstijdenregeling (93/104/EG)(2).

In het vonnis werd voorts gewezen op het veel te hoge aantal arbeidsuren per jaar, het niet als zodanig erkennen van nachtelijke ploegendiensten en het ontbreken van verplichte rustperiodes bij diensten die in sommige gevallen continu 96 uur duurden.

Ruim 2 500 man medisch en verplegend personeel verkeert in Spanje in dezelfde omstandigheden (alleen in Asturië al 150). De Asturische medische vakbond heeft ons een document opgestuurd waarin de zeer zware arbeidsomstandigheden worden geschetst (jaarlijks 2 832 uur, lage lonen, het niet belonen van ploegendienst en nachtdiensten, het niet-eerbiedigen van betaalde rust na 36 uur continu in touw te zijn geweest, enzovoorts ). Het is duidelijk dat beide hierboven genoemde richtlijnen niet alleen in het autonome gewest Valencia, maar ook in de rest van Spanje niet worden geëerbiedigd.

Welke maatregelen denkt de Commissie in het licht van het bovenstaande te nemen om ervoor te zorgen dat genoemde richtlijnen correct worden toegepast?

(1) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

(2) PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18.

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(28 februari 2002)

Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd(1) heeft ten doel de verbetering van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid van de werknemers op het werk te bevorderen. Zij is van toepassing op alle particuliere of openbare sectoren in de zin van artikel 2 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(2), met uitzondering van het weg-, lucht-, zee- en spoorwegvervoer, de binnenvaart, de zeevisserij, andere activiteiten op zee, alsmede de activiteiten van artsen in opleiding (uitgesloten sectoren). Deze van Richtlijn 93/104/EG uitgesloten sectoren vallen voortaan onder Richtlijn 2000/34/EG van het Parlement en de Raad van 22 juni 2000 tot wijziging van Richtlijn 93/104/EG van de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd om de van deze richtlijn uitgesloten sectoren en activiteiten te bestrijken(3), die op 1 augustus 2003 (2004 voor artsen in opleiding) in werking zal treden.

Artikel 2, lid 1, van Richtlijn 93/104/EG definieert de arbeidstijd als de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken.

In zijn arrest van 3 oktober 2000 in de prejudiciële zaak C-303/98(4) (Simap) heeft het Hof van Justitie voor recht verklaard dat de wachtdiensten verricht door artsen van ploegen voor eerstelijnszorg, wanneer de fysieke aanwezigheid van die artsen in het gezondheidscentrum vereist is, in hun geheel als arbeidstijd moeten worden beschouwd en eventueel als overuren in de zin van richtlijn 93/104. Wanneer die artsen tijdens de wachtdiensten permanent bereikbaar moeten zijn, moet enkel de tijd die is verbonden aan het werkelijk verrichten van prestaties van eerstelijnszorg als arbeidstijd worden beschouwd.

Ofschoon een arrest van het Hof van Justitie in een prejudiciële zaak in principe slechts rechtstreeks bindend is voor de nationale rechterlijke instanties waarbij het geschil aanhangig is gemaakt, verduidelijkt de uitleg die het van een Gemeenschapsrechtelijke bepaling geeft, zo nodig de betekenis en de reikwijdte van deze regel zoals die sinds de inwerkingtreding daarvan begrepen en toegepast moet of had moeten worden. Daaruit volgt dat de arresten in prejudiciële zaken dus de facto een werking erga omnes hebben en moeten worden toegepast op soortgelijke, vergelijkbare en analoge rechtssituaties en -verhoudingen. Het begrip arbeidstijd moet dus in de toekomst worden uitgelegd in overeenstemming met dit arrest van het Hof van Justitie.

In dit verband zij eraan herinnerd dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moeten doen treden om aan de richtlijnen te voldoen. Voor de tenuitvoerlegging van de richtlijnen zijn de lidstaten verantwoordelijk, die onder meer moeten zorgen voor een adequate controle en toezicht op de toepassing van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijnen.

De Commissie heeft besloten een aanbesteding uit te schrijven voor een studie naar de reikwijdte en de gevolgen van het Simap-arrest voor andere vergelijkbare situaties in de lidstaten. Aan de hand van de uitkomsten van deze studies en haar eigen overwegingen zal de Commissie een besluit nemen over de te nemen maatregelen.

(1) PB L 307 van 13.12.1993.

(2) PB L 183 van 29.6.1989.

(3) PB L 195 van 1.8.2000.

(4) Jurisprudentie 2000, blz. I-7963.