Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0010/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. De mogelijkheden voor controle op naleving van EU-subsidieregels door lagere overheden en het in september nog ontbreken van informatie uit Fryslân.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0010/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. De mogelijkheden voor controle op naleving van EU-subsidieregels door lagere overheden en het in september nog ontbreken van informatie uit Fryslân.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0010/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. De mogelijkheden voor controle op naleving van EU-subsidieregels door lagere overheden en het in september nog ontbreken van informatie uit Fryslân.

Publicatieblad Nr. 301 E van 05/12/2002 blz. 0021 - 0022


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0010/02

van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie

(17 januari 2002)

Betreft: De mogelijkheden voor controle op naleving van EU-subsidieregels door lagere overheden en het in september nog ontbreken van informatie uit Fryslân

1. Herinnert de Commissie zich haar antwoord d.d. 3 september 2001 op mijn vraag nr. E-1473/01(1) met betrekking tot Belemmering van informatie over de naleving van EU-regels en subsidies als gevolg van nationale, regionale en locale regels over geheimhouding, dat begon met de mededeling dat de Commissie in dit stadium niet bij machte is om op grond van de informatie waarover zij thans beschikt een uitvoerig advies uit te brengen over het door mij genoemde voorbeeld van de geheimhoudingsregeling in de Nederlandse provincie Fryslân en waarin u zich beperkt tot een algemene stellingname inzake het principe van steunverlening en de mogelijkheid om een subsidieovereenkomst te beëindigen?

2. Beschikt de Commissie inmiddels, drie maanden na haar antwoord, wel over de informatie die nodig is om een mogelijke strijdigheid tussen de besluitvorming in Fryslân en de EU-regelgeving te kunnen beoordelen?

3. Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, kan zij mij dan alsnog de antwoorden geven die op grond van een toereikende informatie zouden passen bij de zes vragen in de serie nr. E-1473/01?

4. Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord, over hoeveel tijd denkt de Commissie dan wèl te beschikken over de benodigde gegevens en kan zij mij de rest van het antwoord verstrekken?

5. Acht de Commissie het denkbaar dat zij met de haar ten dienste staande middelen d.w.z. zonder het ongevraagd verstrekken van informatie door regionale of Europese politici nooit te weten zou komen of en in welke mate er in Fryslân of elders een regeling werd of wordt gehanteerd die strijdig is met de veronderstelde informatieplicht van ontvangers van subsidies uit EU-fondsen?

6. Indien vraag 5 bevestigend wordt beantwoord, wat is dan de uitvoerbaarheid van de in het eerdere antwoord gegeven toelichting op de principes van steunverlening, gezien het feit dat de Commissie in de praktijk niet toereikend kan controleren of de betrokken overheden haar regels ontduiken?

7. Kan de Commissie bevestigen of ontkennen dat het bestuur van de provincie Fryslân mede als gevolg van het in de openbaarheid brengen van omstreden procedures inmiddels met geheimhouding anders omgaat dan in de jaren 1997-2000? Hoe beoordeelt zij deze gang van zaken?

(1) PB C 81 E van 4.4.2002, blz. 28.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(1 maart 2002)

1. en 2. De Commissie herinnert zich de vorige vraag (E-1473/01) van het geachte parlementslid(1) en heeft de nodige controles uitgevoerd wat de besteding van de middelen van het Europees Sociaal Fonds (ESF) betreft. De betrokken dienst heeft voor deze investering geen bewijs gevonden van een inbreuk op de regels.

3. (vorige vragen 1 en 2) De Commissie is zich ervan bewust dat de vragen betrekking hebben op de aan SCI-Systems toegekende staatssteun. Zij heeft verschillende financiële maatregelen geëvalueerd en heeft bij haar besluit van 6 februari 1999(2) de onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, ingeleid. Op 13 februari 2001 gaf zij een eindbeschikking die is gepubliceerd in het Publicatieblad(3). Het onderzoek van de Commissie begon toen een derde partij beweerde dat staatssteun in diverse vormen was verleend, ver boven het niveau dat gebaseerd kon zijn op toegestane plannen. Naar aanleiding hiervan verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten om inlichtingen over de steunmaatregelen ten behoeve van SCI-Systems. Aanvankelijk argumenteerden de Nederlandse autoriteiten dat sommige van de maatregelen geen staatssteun vormden in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Toen de Commissie specifieke vragen stelde, verstrekten zij gedetailleerde informatie. De Commissie is zich tevens bewust van krantenartikelen waarin gewag wordt gemaakt van de betrokkenheid van een plaatselijke politicus.

(vorige vragen 3 en 4) De vraag of de Commissie andere gevallen bekend zijn waarin locale, regionale of nationale overheden in lidstaten zich door geheimhoudingsmaatregelen afschermen tegen onderzoeken naar de onbedoelde besteding van door de Europese Unie verstrekte financiële middelen of tegen overtreding van Europese regelgeving is moeilijk te beantwoorden. Dergelijke informatie, als die al beschikbaar is, wordt niet op systematische wijze verzameld. De Commissie wenst hierbij de nadruk te leggen op artikel 10 van het EG-Verdrag inzake de samenwerking van lidstaten.

(vorige vragen 5 en 6) De Commissie ziet in de feiten geen aanleiding om haar beleid inzake controle op staatssteun te wijzigen. Wat dit geval betreft, vertrouwt de Commissie erop dat haar beschikking gebaseerd is op volledige informatie over de zaak. Over het algemeen verwacht de Commissie dat haar controleprocedures en haar bevoegdheid om informatie te vragen volstaan om te voorkomen dat zij, bij gebrek aan informatie, verkeerde beslissingen neemt. De Commissie wenst bijvoorbeeld te wijzen op de bepalingen van de procedureverordening(4) uit hoofde waarvan de Commissie bij beschikking een lidstaat kan verzoeken bepaalde informatie te verstrekken. In dit geval hebben de Nederlandse autoriteiten de informatie verstrekt zonder dat zij hiertoe werden verplicht.

4. Niet van toepassing.

5. en 6. Ja. Een verplichting om de Commissie informatie te verstrekken vloeit in de eerste plaats voort uit artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. De Raad heeft procedureregels goedgekeurd voor aangemelde en niet-aangemelde steun, maar het kan niet worden uitgesloten dat soms, zonder dat de Commissie het merkt, individuele steun wordt toegekend of een steunregeling ten uitvoer wordt gelegd. De Commissie krijgt echter steeds vaker informatie van concurrenten van begunstigden van een steunregeling en particulieren over potentiële niet-aangemelde steun.

7. De Commissie is niet voldoende op de hoogte van de interne procedures van de provincie Friesland en kan derhalve de vraag van het geachte parlementslid niet beantwoorden. Bovendien hebben de procedures voor staatssteun betrekking op de verhouding tussen de Commissie en de lidstaat. De lidstaat is bevoegd om vast te stellen welke autoriteit binnen die lidstaat op het betreffende gebied verantwoordelijk is.

(1) PB C 81 E van 4.4.2002, blz. 28.

(2) PB C 144 van 22.5.1999.

(3) PB L 186 van 7.7.2001.

(4) Artikel 10, lid 3 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, PB L 83 van 27.3.1999.