Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0189/02 van Massimo Carraro (PSE) aan de Commissie. Arbeidsgeneeskunde.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0189/02 van Massimo Carraro (PSE) aan de Commissie. Arbeidsgeneeskunde.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0189/02 van Massimo Carraro (PSE) aan de Commissie. Arbeidsgeneeskunde.

Publicatieblad Nr. 229 E van 26/09/2002 blz. 0061 - 0061


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0189/02

van Massimo Carraro (PSE) aan de Commissie

(6 februari 2002)

Betreft: Arbeidsgeneeskunde

Op 12 december 2001 heeft de Italiaanse Senaat besluit nr. 824 goedgekeurd waarmee zij instemde met de omzetting in algemene wet van besluitwet nr. 402 van 12 november 2001, die dringende bepalingen bevat in verband met gezondheidswerkers.

Artikel 1 bis van genoemd besluit verleent specialisten in hygiëne, preventieve of forensische geneeskunde en controlerend geneesheren bij verzekeraars de bevoegdheid om de taak van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op de werkplaats te vervullen (bevoegd arts).

Vindt de Commissie niet dat het besluit duidelijk in strijd is met de Europese richtlijnen met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op de werkplaats, die dergelijke bevoegdheden toekennen aan gespecialiseerde arbeidsgeneesheren?

Vindt de Commissie ook niet dat specialisten in hygiëne, preventieve of forensische geneeskunde en controlerend geneesheren bij verzekeraars enkel in hun eigen land zouden mogen werken, omdat hun opleiding, in tegenstelling tot die van een gespecialiseerd arbeidsgeneesheer, niet op Europees niveau erkend wordt?

Is de Commissie bovendien niet van oordeel dat de toepassing van bovengenoemd artikel 1 bis een gevaar kan betekenen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, aangezien de opleiding van specialisten in hygiëne en forensische geneeskunde op deze vlakken te wensen overlaat?

Wat wil de Commissie doen om deze schending van het communautaire recht ongedaan te maken?

Gecombineerd Aanvullend antwoordvan mevrouw Diamantopoulou namens de Commissieop de schritftelijke vragen E-0189/02 en E-0890/02

(4 juni 2002)

De Commissie deelt volledig de mening van het geachte parlementslid dat het belangrijk is dat de voor de medische controle van de werknemers verantwoordelijke personen over passende vaardigheden beschikken.

De Italiaanse wet nr. 1 van 8 januari 2002 tot omzetting van decreetwet nr. 402 van 12 november 2001 voorziet onder meer in de volgende bepaling: Artikel 1 bis (tot wijziging van wetsdecreet nr. 626 van 19 september 1994) 1. Aan artikel 2, lid 1, punt d), nummer 1) van wetsdecreet nr. 626 van 19 september 1994 wordt na de woorden of in klinische arbeidsgeneeskunde de volgende tekst toegevoegd: of in hygiëne en preventieve geneeskunde of in forensische geneeskunde en verzekeringen.

Aldus voegt wet nr. 1 van 8 januari 2002 de specialisten in hygiëne, forensische geneeskunde en verzekeringen toe aan de tekst van artikel 2, punt d) van wetsdecreet nr. 626/94 dat bepaalde dat voor de uitvoering van het decreet onder bevoegde geneesheer werd verstaan:

een geneesheer die houder is van een van de volgende titels:

- specialisatie in arbeidsgeneeskunde of preventieve arbeidsgeneeskunde en psychotechniek of industriële toxicologie of in industriële of arbeidshygiëne of in klinische arbeidsgeneeskunde en andere specialisaties die eventueel worden aangegeven door het decreet van de minister van Volksgezondheid in overeenstemming met de minister die verantwoordelijk is voor de universiteiten en het wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

- doctoraat of aggregatie in arbeidsgeneeskunde of preventieve arbeidsgeneeskunde en psychotechniek of industriële toxicologie of in industriële hygiëne of in fysiologie en arbeidshygiëne;

- vergunning, als bedoeld in artikel 55 van wetsdecreet nr. 277 van 15 augustus 1991.

Wetsdecreet nr. 626/94 van 19 september 1997 zet verscheidene richtlijnen op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk om in het Italiaanse recht, met name de Richtlijnen 89/391/EEG(1), 89/654/EEG(2), 89/655/EEG(3), 89/656/EEG(4), 90/269/EEG(5), 90/270/EEG(6), 90/394/EEG(7), als gewijzigd en 90/679/EEG(8), als gewijzigd.

Overeenkomstig sommige van deze richtlijnen nemen de lidstaten maatregelen met het oog op een passende controle van de gezondheid van de werknemers overeenkomstig de nationale wetgevingen en/of praktijken (b.v. artikel 14, lid 1, van Richtlijn 90/394/EEG) en de praktische aanbevelingen

voor de medische controle van de werknemers staan vermeld in de bijlagen (b.v. bijlage II van Richtlijn 90/394/EEG). In deze bijlage wordt met name bepaald dat de medische controle van de werknemers dient te geschieden overeenkomstig de beginselen en de gebruiken van de arbeidsgeneeskunde; ().

Geen enkele richtlijn betreffende de gezondheid en veiligheid op het werk bepaalt echter dat de medische controle van de werknemers moet geschieden door een geneesheer die in arbeidsgeneeskunde gespecialiseerd is. Sommige van deze richtlijnen volstaan met de eis dat deze medische controle dient te geschieden overeenkomstig de beginselen en de gebruiken van de arbeidsgeneeskunde, wat niet noodzakelijkerwijs impliceert dat de geneesheer in arbeidsgeneeskunde moet zijn gespecialiseerd.

De betreffende richtlijnen bieden de lidstaten bijgevolg de mogelijkheid om vast te stellen welke kwalificaties op nationaal niveau worden vereist om de taken in verband met de medische controle van de werknemers uit te voeren.

De relevante richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid op het werk voorzien in een verplichting voor de lidstaten om te zorgen voor een passende controle overeenkomstig de nationale wetgevingen en/of praktijken. Uit geen enkele bepaling blijkt dat een door andere personen dan geneesheren met een specialisatie in arbeidsgeneeskunde uitgevoerde controle niet passend zou zijn.

Verder zij gewezen op aanbeveling nr. 831 die door de Commissie op 20 juli 1962 is goedgekeurd en waarin de Commissie de lidstaten aanmoedigt om hun wetgeving en hun onderwijs op het gebied van de arbeidsgeneeskunde te harmoniseren(9). In dit verband vestigt de Commissie de aandacht van de geachte afgevaardigde op het feit dat de aanbevelingen geen bindend karakter hebben. De lidstaten voeren hen op vrijwillige basis uit.

Uit de gedetailleerde analyse van de Italiaanse regelgeving blijkt bijgevolg niet dat het Gemeenschapsrecht is geschonden.

(1) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, PB L 183 van 29.6.1989.

(2) Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen (eerste bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 393 van 30.12.1989.

(3) Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 393 van 30.12.1989.

(4) Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 393 van 30.12.1989.

(5) Richtlijn 90/269/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (vierde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 156 van 21.6.1990.

(6) Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 156 van 21.6.1990.

(7) Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 196 van 26.7.1990.

(8) Richtlijn 90/679/EEG van de Raad van 26 november 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (Zevende bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG), PB L 374 van 31.12.1990.

(9) PB B 80 van 31.8.1962.