SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0456/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Tijdelijke stillegging van Hoge Flux Reactor in Petten (NL) vanwege veiligheidsproblemen en beschadiging van de reactorwand.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0456/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Tijdelijke stillegging van Hoge Flux Reactor in Petten (NL) vanwege veiligheidsproblemen en beschadiging van de reactorwand.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0456/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Tijdelijke stillegging van Hoge Flux Reactor in Petten (NL) vanwege veiligheidsproblemen en beschadiging van de reactorwand.
Publicatieblad Nr. 277 E van 14/11/2002 blz. 0047 - 0049
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0456/02
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie
(22 februari 2002)
Betreft: Tijdelijke stillegging van Hoge Flux Reactor in Petten (NL) vanwege veiligheidsproblemen en beschadiging van de reactorwand
1. Was het de Commissie vóór 4 februari 2002 bekend dat de onderstaande problemen bestaan met betrekking tot de 45 megawatt Hoge Flux Reactor (HFR) van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum (Joint Research Center, JRC) van de Europese Gemeenschap nabij het Nederlandse dorp Petten, waar:
a) een als gevolg van een lasfout in 1984 ontstaan haarscheurtje in de reactorwand blijft groeien;
b) het reactorvat weliswaar niet is ontworpen op het doorstaan van hevige explosies, maar niettemin, nadat in 1987 een explosie gevolgd door een drukgolf had plaatsgevonden, de reactor zonder grondige inspectie onmiddellijk weer is opgestart;
c) in april 2001 door onoplettendheid een bestraling van hoogverrijkte splijtstofdragers t.b.v. de productie van isotopen werd gestart zonder koelwater;
d) schriftelijk vastgelegde bedrijfsvoorschriften ondergeschikt zijn gemaakt aan het inzicht van de dienstdoende managers;
e) personeelsleden tijdens nachtelijke werkzaamheden werden gedwongen om een loyaliteitsverklaring te tekenen die hun een zwijgplicht oplegt;
f) instructies van de Kernfysische Dienst niet werden uitgevoerd;
g) geplande inspecties van de Kernfysische Dienst tot 4 februari dreigden te worden uitgesteld tot een geplande stop in de zomer van 2002; en
h) in het algemeen ernstige kritiek bestaat op de veiligheidscultuur?
2. Waarom heeft de Commissie pas deze week besloten om zich aan te sluiten bij de ook door de Nederlandse regering uitgesproken wens om de reacor in Petten stil te leggen, hoewel reeds langere tijd ernstige problemen zoals bedoeld in vraag 1 bestaan?
3. Wat wordt er gedurende de periode van stillegging onderzocht? Op welke mogelijke oplossingen richt dit onderzoek zich? Zijn de resultaten van dat onderzoek openbaar, en worden zij tenminste ter kennis gebracht van de leden van het Europees Parlement?
Antwoord van de heer Busquin namens de Commissie
(30 april 2002)
1. a) De lasonregelmatigheid werd in 1984 tijdens een inspectie voorafgaand aan de inbedrijfstelling ontdekt. De Nederlandse vergunningverlenende instantie (Kernfysische
Dienst (KFD)) stemde ermee in om het vat in werking te stellen op voorwaarde dat het vat om de drie jaar gecontroleerd zou worden. Tijdens de periodieke inspecties, die voor 2001 plaatsvonden, werden geen veranderingen in de lasonregelmatigheid gemeten. De laatste periodieke inspectie vond in de zomer van 2001 plaats. Deze inspectie, die verricht werd met verschillende (ultrasonische) technieken, gaf andere resultaten dan de eerder verrichte inspecties, wat had kunnen duiden op een groei van de lasonregelmatigheid. De KFD en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) kwamen overeen dat tijdens de stop van de reactor, die op 18 februari 2002 plaatsvond, een nieuwe inspectie van de lasonregelmatigheid uitgevoerd zou worden. De resultaten van deze inspectie wezen uit dat de lasonregelmatigheid niet in grootte was gegroeid sinds de zomer van 2001. Serco Assurance, een bedrijf dat gespecialiseerd is in de beoordeling van constructies, vermelde in haar rapport waarin de resultaten van de inspectie werden geëvalueerd dat de toepassing van meer conventionele methoden op inspectiegegevens die tijdens de levensduur van de installatie waren verzameld weinig of geen variatie in de gemeten grootte lieten zien.
b) In het vat zelf heeft zich nimmer een explosie voorgedaan. De vraag verwijst waarschijnlijk naar een capsule die geladen was met telluriumoxide (gebruikt voor de fabricage van jood-131, een isotoop van jood dat gebruikt wordt in geneesmiddelen) die op 28 november 1987 explodeerde als gevolg van een onverwachte reactie. De constructie van het HFR reactorvat ziet er als volg uit. Het reactorvat is in een waterbassin ondergedompeld. Het bovenste oppervlak van het waterbassin ligt blootgesteld aan de lucht, binnen het insluitgebouw. Naast het reactorvat bevindt zich in dit bassin de zogeheten pool-side facility, de bassinfaciliteit, die gebruikt wordt ter ondersteuning van experimenten. De bestraling van deze capsule vond in de bassinfaciliteit plaats en niet in het reactorvat zelf. Na de explosie in de bassinfaciliteit werd de reactor onmiddellijk stilgelegd. Er werd een inspectie verricht en er werd alleen schade geconstateerd aan de telluriumoxide capsule en de capsulehouders in de bassinfaciliteit, dus geen schade aan de reactor zelf. Het daarop volgende besluit om de reactor opnieuw te starten was gebaseerd op het feit dat alle systemen om de reactor stil te leggen goed gewerkt hadden; de oorsprong van de explosie lag duidelijk in de telluriumoxide capsule die zich in de bassinfaciliteit bevond en werd niet veroorzaakt door een experiment in de reactorkern. Gedurende de twee weken die op het incident volgden werd dit grondig door het reactorveiligheidscomité besproken. In 1988 werd het reactorvat geïnspecteerd en werden er geen problemen geconstateerd. Er werd bovendien besloten om geen telluriumoxide meer in de toekomst te bestralen en om acceptatieprocedures voor de bestraling van isotopen te introduceren. Als gevolg hiervan werden de criteria voor rapportage aan de KFD aangescherpt.
c) Isotopen worden niet uit splijtstofelementen van hoogverrijkt uraan geproduceerd, maar door de bestraling van doelen die hoogverrijkt uraan bevatten en in capsules worden geplaatst. Tijdens een behandeling op 30 maart 2001 werd een capsule dat geladen was met pellets van hoogverrijkt uraan voor de productie van isotopen per ongeluk als leeg beschouwd (derhalve werd de geladen capsule minder gekoeld dan voor een geladen capsule normaal gesproken het geval is) en een lege capsule werd per ongeluk als geladen beschouwd (derhalve werd de lege capsule meer gekoeld dan voor een lege capsule normaal gesproken het geval is). Tijdens de controleprocedures die voor de bestraling plaatsvonden werd deze situatie ontdekt en gecorrigeerd. Er vond daarom geen bestraling plaats zonder de juiste koeling. Er werd een analyse gemaakt om na te gaan wat er gebeurd zou zijn als de controle mislukt zou zijn. Het resultaat van het onderzoek wees uit dat in het ergste geval veiligheidssystemen zouden zijn geactiveerd, met indien nodig de uitschakeling van de reactor of de isolatie van het gebouw van de reactorinsluiting.
d) De bedrijfsvoorschriften zijn door de beheerder van de reactor, de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) opgevolgd, hetgeen ook door een inspectie van de KFD is bevestigd. Deze bedrijfsvoorschriften gaven in sommige gevallen aan de beheerder van de reactor de mogelijkheid om volgens goed-beschreven procedures van de voorschriften af te wijken. Om elke ambiguïteit weg te nemen zijn de KFD en het GCO in februari 2002 overeengekomen om deze mogelijkheid voor de beheerder van de reactor om af te wijken van de bedrijfsvoorschriften in te trekken.
e) Op 25 oktober 2001 gaven lokale persberichten aan dat de veiligheidsregels door de NRG met betrekking tot de HFR waren overtreden. Vergunninghouder GCO Petten nam meteen contact op met het bestuur van de NRG, de beheerder van de reactor, om uitleg te vragen. Het bestuur van de NRG reageerde door een verklaring af te leggen die door negen van de tien hoofden en de adjunct-hoofden van de operatorsploegen waren ondertekend. Volgens de verklaring hadden zij alle geldende regels en procedures geëerbiedigd en hadden zij van alle afwijkingen en incidenten volgens die regels melding gemaakt en zouden dat in de toekomst voortzetten. Het hoofd en het adjunct-hoofd van de dienstdoende avond- en nachtploeg hebben deze verklaring tijdens de nacht van 24 op 25 oktober 2001 ondertekend. De andere hoofden en adjunct-hoofden (behalve één die op vakantie was) hebben de verklaring tijdens de ochtend van 25 oktober 2001 ondertekend.
De beheerder NRG beweert dat het betrokken personeel niet gedwongen was deze verklaring te ondertekenen, maar zowel het GCO als de KFD zijn van mening dat het feit dat het aan sommige beheerders verzocht was om de verklaring tijdens de nacht te ondertekenen zodanig geïnterpreteerd zou kunnen worden, dat er druk op hen uitgeoefend zou zijn.
Dientengevolge heeft GCO Petten ook onmiddellijk contact opgenomen met de KFD, die deze kwesties op 31 oktober 2001, 6 november 2001 en 12 november 2001 heeft onderzocht. De Nederlandse autoriteiten kwamen tot de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn om te geloven dat de NRG-operators van de HFR door het bestuur van de NRG gedwongen waren in het logboek van de HFR te zwijgen over incidenten.
Ten slotte vroeg de Commissie samen met de KFD aan de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (International Atomic Energy Agency (IAEA)) om de veiligheidscultuur van de beheerder opnieuw te onderzoeken (zie vraag h).
f) Als vergunninghouder is het GCO niet op de hoogte van gevallen waarin de instructies van de KFD zijn overtreden.
g) Onmiddellijk na de inspectie in bedrijf tijdens de zomer van 2001 waren de KFD en het GCO overeengekomen dat de volgende inspectie in bedrijf van de lasonregelmatigheid tijdens de zomer van 2002 zou plaatsvinden en niet na drie jaar zoals normaal gesproken gebeurt. Aan het begin van februari 2002 zijn de KFD en het GCO overeengekomen om de inspectie in bedrijf naar 21 en 22 februari 2002 te vervroegen.
h) Er is inderdaad kritiek geuit met betrekking tot de veiligheidscultuur van het bedrijf van de HFR. Het GCO heeft daarom aan de IAEA verzocht om deze zaak te onderzoeken, wat van 3 tot 8 maart 2002 heeft plaatsgevonden (een vergadering voorafgaand aan de controle vond op 13 en 14 februari 2002 plaats).
Op vrijdag 8 maart 2002 presenteerde de IAEA haar voornaamste bevindingen en aanbevelingen aan de vergunninghouder (GCO) en de KFD. Er werd benadrukt dat verscheidene elementen van het veiligheidsbeheerssysteem corrigerende maatregelen nodig hadden. Deze maatregelen omvatten verbeterde en frequentere training van personeel, verbeterde communicatiekanalen, een verscherping van de controle- en evaluatieprocedures en een grondige heroverweging van de vergunning. Deze dienen ten uitvoer gebracht te worden door de beheerder (NRG), in sommige gevallen samen met het GCO. Een voorstel voor de tenuitvoerlegging van bovengenoemde aanbevelingen is nu door de KFD goedgekeurd. Het GCO zal nauwgezet de vooruitgang van de tenuitvoerlegging door de NRG volgen ten einde te verzekeren dat de veiligheid van het bedrijf van de reactor gewaarborgd blijft.
2. Als reactie op een zorgwekkende brief die de Commissie van een moedermaatschappij van de beheerder NRG ontving, besloot zij onmiddellijk een inspectie van de HFR door de KFD uit te laten voeren. Hierop volgend kondigde de Commissie haar plan aan om de reactor op 8 februari 2002 stil te leggen. Na contacten met de Nederlandse autoriteiten waren alle partijen het erover eens dat de sluiting tot 18 februari zou worden uitgesteld.
De kwesties genoemd onder vraag 1 waren volgens de geldende procedures voor rapportage aan de KFD gerapporteerd en de KFD heeft deze verscheidene malen geïnspecteerd. In de tweede helft van 2001 heeft GCO Petten tevens twee controles op het kwaliteitszorgsysteem van de beheerder van de reactor verricht en specifieke veiligheidscultuurzaken aan de orde gesteld. Desalniettemin besloot de Commissie om een routinestop van de reactor te benutten om een veiligheidsaudit en een hermeting van de lasonregelmatigheid uit te voeren.
3. Tijdens de stillegging gebeurde het volgende:
- een hernieuwde inspectie van de lasonregelmatigheid (zie ook vraag 1.a);
- een beoordeling van de veiligheid en van de veiligheidscultuur van het bedrijf van de HFR door de IAEA;
- een onafhankelijke beoordeling van de gevolgen van de lasonregelmatigheid voor de levensduur van het HFR reactorvat door Serco Assurance.
Zoals in detail is besproken onder vraag 1, hebben de KFD en het GCO de conclusies en de aanbevelingen van het IAEA rapport betreffende de veiligheidscultuur en de beoordeling door Serco Assurance betreffende de gevolgen voor de levensduur zorgvuldig bestudeerd. Alle maatregelen die nog voor de herstart verricht moeten worden zijn door de KFD als toereikend beoordeeld. In overeenstemming met de KFD heeft het GCO zijn toestemming gegeven om volgens het normale schema de HFR op 22 maart 2002 opnieuw te starten. Het GCO zal nauwgezet de vooruitgang van de tenuitvoerlegging van alle nodige maatregelen volgen ten einde te verzekeren dat de veiligheid van het bedrijf van de reactor gewaarborgd blijft. De rapporten van zowel Serco Assurance als die van de IAEA zijn beschikbaar op de webpagina's van het GCO op de volgende adressen: http://www.jrc.org/download/press/releases/Serco_reports.pdf; http://www.jrc.org/download/press/releases/iaea.pdf.