Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0473/02 van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Commissie. Opstelling van de Gemeenschap tegenover spaarkassen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0473/02 van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Commissie. Opstelling van de Gemeenschap tegenover spaarkassen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0473/02 van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Commissie. Opstelling van de Gemeenschap tegenover spaarkassen.

Publicatieblad Nr. 028 E van 06/02/2003 blz. 0030 - 0031


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0473/02

van Salvador Garriga Polledo (PPE-DE) aan de Commissie

(22 februari 2002)

Betreft: Opstelling van de Gemeenschap tegenover spaarkassen

De spaarkassen nemen een belangrijke plaats in het financiële leven van de Europese Unie in, maar staan niettemin voortdurend ter discussie vanwege hun sociaal-economische banden.

De klacht die onlangs door een particuliere Duitse bank bij de Europese Unie is ingediend vanwege overheidsteun voor spaarkassen, die tot oneerlijke concurrentie kan leiden, noopt tot een onderzoek naar de openbare en particuliere rol van de spaarkassen en meer in het algemeen hun plaats binnen het financieringswezen van de Unie.

Kan de Commissie mededelen of de Unie zich in beginsel heeft uitgesproken over de spaarkassen in de lidstaten en over de vraag of een spaarkas in Europese zin openbaar is? Is zij niet van mening dat het ogenblik is aangebroken om een gemeenschappelijke tekst op te stellen om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden van de spaarkassen geen inbreuk maken op die van de particuliere banken?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(18 april 2002)

De Europese Bankfederatie diende op 21 december 1999 een klacht in bij de Commissie tegen de staatsgaranties Anstaltslast en Gewährträgerhaftung ten gunste van Duitse openbare banken, waaronder Duitse spaarbanken. Op 8 mei 2001 keurde de Commissie een aanbeveling goed van passende maatregelen om deze bestaande steunregeling zodanig aan te passen dat deze voldoet aan de regels voor overheidssteun van het EG-verdrag, die de Duitse regering op 18.7.2001 aanvaardde.

Het lid van de Commissie dat verantwoordelijk is voor concurrentie en vertegenwoordigers van de Duitse regering hebben vervolgens overeenstemming bereikt over de invulling van deze passende maatregelen, met name wat betreft overgangsregelingen. Deze overeenkomst was de basis voor een wijziging van de aanbeveling van de Commissie, die op 27 maart 2002 is goedgekeurd.

De Commissie is ervan overtuigd dat deze oplossing in de toekomst zal leiden tot eerlijke concurrentievoorwaarden voor particuliere en openbare banken, waaronder spaarbanken. Deze laatste zullen hun huidige activiteiten en organisatie kunnen herstructureren met het oog op de gewijzigde juridische en economische context.

De gevonden oplossing bedreigt geenszins het bestaan en de commerciële aanwezigheid als zodanig van spaarbanken in Duitsland of andere lidstaten. Als lidstaten zich genoodzaakt voelen bepaalde diensten van algemeen economisch belang of andere openbare taken aan bepaalde kredietinstellingen zoals spaarbanken toe te kennen, zijn zij vrij om dit te doen, binnen de vereisten van het EG-verdrag, in het bijzonder artikel 86, lid 2.

De Commissie verwijst in dit verband ook naar de volgende verklaring over Duitse kredietinstellingen, die de Europese Raad op 18 juni 1997 in Amsterdam heeft goedgekeurd en die het standpunt van de Commissie volledig weerspiegelt; Luxemburg en Oostenrijk verklaarden in hetzelfde document dat deze verklaring integraal van toepassing was op hun kredietinstellingen:

De Conferentie neemt kennis van de opvatting van de Commissie dat de huidige mededingingsregels van de Gemeenschap het mogelijk maken ten volle rekening te houden met diensten van algemeen economisch belang die worden verricht door de in Duitsland bestaande openbare kredietinstellingen, alsmede met de aan deze instellingen verleende voordelen om de met deze diensten gepaard gaande lasten te compenseren. In dit verband blijft Duitsland derhalve bepalen op welke wijze hij de regionale en lokale entiteiten in staat stelt hun taak het in hun regio's ter beschikking stellen van een brede en doeltreffende financiële infrastructuur uit te voeren. Die voordelen mogen de mededinging niet meer belemmeren dan voor de vervulling van deze specifieke taken noodzakelijk is, en mogen de belangen van de Gemeenschap niet schaden.

De Commissie ziet daarom geen noodzaak voor een nieuwe beginselverklaring ten aanzien van spaarbanken of voor de invoering van gemeenschappelijke regelgeving als kader voor hun activiteiten in de gemeenschappelijke markt, die reeds voldoende aan bod komen in de bestaande regels van het EG-verdrag.