Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1360/02 van Gerhard Schmid (PSE) aan de Commissie. Wetgeving inzake vervaardiging en in de handel brengen van verdovende middelen in de kandidaat-lidstaten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1360/02 van Gerhard Schmid (PSE) aan de Commissie. Wetgeving inzake vervaardiging en in de handel brengen van verdovende middelen in de kandidaat-lidstaten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1360/02 van Gerhard Schmid (PSE) aan de Commissie. Wetgeving inzake vervaardiging en in de handel brengen van verdovende middelen in de kandidaat-lidstaten.

Publicatieblad Nr. 277 E van 14/11/2002 blz. 0193 - 0194


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1360/02

van Gerhard Schmid (PSE) aan de Commissie

(14 mei 2002)

Betreft: Wetgeving inzake vervaardiging en in de handel brengen van verdovende middelen in de kandidaat-lidstaten

1. Welke kandidaat-lidstaten hebben Richtlijn 92/109/EEG(1) van de Raad van 14 december 1992 inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen in nationale wetgeving omgezet?

2. In welke kandidaat-lidstaten moet nog een inhaalslag worden gemaakt?

3. Op welke punten precies dient deze inhaalslag te worden gemaakt?

(1) PB L 370 van 19.12.1992, blz. 76.

Antwoord van de heer Liikanen namens de Commissie

(26 juni 2002)

In het kader van de pretoetredingsstrategie stemmen de kandidaat-lidstaten hun wetgeving af op het acquis communautaire. De Commissie volgt dit proces via de nationale programma's voor de overname van het acquis van de kandidaat-lidstaten, de organisatie van screening-bijeenkomsten voor het relevante acquis en de beoordeling van bijgewerkte, gedetailleerde informatie over de ontwikkelingen op wetgevingsgebied in de context van het onderhandelingsproces. Momenteel wordt de Turkse wetgeving grondig bestudeerd, onder meer om hiaten ten aanzien van het acquis vast te stellen.

Volgens de thans beschikbare informatie hebben de kandidaat-lidstaten maatregelen goedgekeurd die hetzij specifiek betrekking hebben op het toezicht op en de controle van de handel in stoffen die voor de vervaardiging van drugs kunnen worden gebruikt, hetzij de kwestie in meer algemene wetgeving regelen. Hieronder wordt een overzicht van de wettelijke instrumenten gegeven: Polen heeft op 6 september 2001 Wet nr. 125, cijfer 1367, goedgekeurd. Hongarije heeft onlangs door middel van Decreet nr. 272/2001 (XII.21.) Korm, dat op 1 januari 2000 in werking trad, zijn rechtsvoorschriften herzien. Slovenië heeft in 2000 de Wet inzake Drugsprecursoren (Ur.l. RS, t. 94/2000) goedgekeurd. In dat jaar ook keurde Slowakije Wet nr. 268/2000 goed en Roemenië Wet nr. 143/2000. Litouwen behandelt deze aangelegenheden vooral in Wet nr. VIII-1207 van 1 juni 1999. Cyprus heeft in 2001 de Verordening inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van precursoren goedgekeurd. Estland heeft Verordening nr. 231 van 28 november 1997 inzake de procedure voor de behandeling van precursoren. Letland houdt toezicht op de handel in deze stoffen via een wet uit 1996 en diverse uitvoeringsbepalingen daarvan. Andere landen hebben de controle van en het toezicht op drugsprecursoren niet in een specifieke wettelijke regeling opgenomen, maar in een algemene drugswet. In Tsjechië is de richtlijn omgezet in Wet nr. 167/1998 Coll. over verslavende stoffen (gewijzigd in 1999). In Bulgarije is de situatie eender: de Wet inzake het toezicht op narcotica en precursoren werd in maart 1999 goedgekeurd. In Malta wordt de richtlijn ten uitvoer gelegd in het drugsdecreet. In Turkije werd Wet nr. 2313 van 1933 inzake het toezicht op narcotica in 1996 gewijzigd bij Wet nr. 4208; voor de

productie, de in- en uitvoer, de overdracht en de aan- en verkoop van stoffen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij het Verdrag van de Verenigde Naties van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen is toestemming van het ministerie van Volksgezondheid nodig; wanneer men deze vergunning niet heeft, pleegt men een misdrijf.