SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1621/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Uitleg van het groei- en stabiliteitspact.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1621/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Uitleg van het groei- en stabiliteitspact.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1621/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Uitleg van het groei- en stabiliteitspact.
Publicatieblad Nr. 192 E van 14/08/2003 blz. 0008 - 0009
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1621/02
van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie
(6 juni 2002)
Betreft: Uitleg van het groei- en stabiliteitspact
Kan de Commissie mededelen hoe zij het groei- en stabiliteitspact uitlegt? Neemt zij met name de cyclische ontwikkeling van de economie in overweging als zij beoordeelt of een lidstaat voldoet aan de bepalingen in het pact? Stemt de Commissie in met de opvatting dat een lidstaat die, als de economie reeds geruime tijd aantrekt, nog steeds een begrotingstekort van betekenis heeft er waarschijnlijk slechter aan toe is dan een lidstaat die bij teruglopende economie een jaarlijks begrotingstekort heeft van meer dan 2 %, indien deze laatste lidstaat in het verleden een bevredigende financiële discipline aan de dag heeft gelegd en blijk heeft gegeven van het vermogen weer een overschot te creëren als de economie aantrekt? Is de Commissie voorts van mening dat lidstaten gedurende de gehele economische cyclus een evenwichtige begroting moeten kunnen verwezenlijken om te voldoen aan de voorwaarden van het pact?
Houdt de Commissie als zij haar beoordeling opstelt, tenslotte, rekening met het algemene niveau van de door een lidstaat opgebouwde schuld, en, zo ja, is zij dan van mening dat volledige naleving door landen met algemene-schuldenniveaus die de normen van Maastricht (60 %) ruimschoots overtreffen, uitsluitend kan worden verwezenlijkt indien deze landen erin slagen hun algemene-schuldenniveau terug te dringen door middel van maatregelen zoals grootschalige privatisering?
Antwoord van de heer Solbes Mira namens de Commissie
(9 juli 2002)
In overeenstemming met overweging 14 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid(1) houdt de Commissie bij de evaluatie van de naleving van de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact door elke lidstaat rekening met de ter zake dienende conjuncturele en structurele kenmerken van de economie van elke lidstaat.
De Commissie is het ermee eens dat landen met gezonde voor de conjunctuur gecorrigeerde begrotingssaldi (d.w.z. saldi die vrijwel in evenwicht zijn of een overschot vertonen) zich in een betere positie bevinden om de gevolgen van een teruglopende economie voor de begroting op te vangen dan landen met voor de conjunctuur gecorrigeerde tekorten, zelfs als deze nominale overschotten vertonen wanneer de economie aantrekt. Los van de conjunctuur dient echter het grootste belang gehecht te worden aan het oppassen voor het risico van nominale tekorten groter dan de referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (BBP).
In het pact verbinden de lidstaten zich ertoe zich te houden aan een middellangetermijndoelstelling gericht op een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. De verwijzing in het pact naar de middellange termijn wordt in de gedragscode(2) geïnterpreteerd als een verwijzing naar de conjunctuur. De Commissie gebruikt dan ook voor de conjunctuur gecorrigeerde saldi, naast nominale saldi, als een instrument bij de evaluatie van de begrotingssituatie.
Bij het opstellen van haar evaluatie houdt de Commissie ook rekening met de totale omvang van de schulden die zijn opgestapeld door een bepaalde lidstaat. Onderschrijving van de doelstelling van een begroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont, wordt geacht voldoende te zijn om de totale omvang van de schulden voortdurend te verminderen, vooral in landen met een hoge schuldenlast. Maatregelen zoals privatisering zijn in deze zin welkom, maar niet noodzakelijk om volledige naleving te garanderen.
(1) PB L 209 van 2.8.1997.
(2) Advies van het Economisch en Financieel Comité voor inhoud en formaat van de stabiliteits- en convergentieprogramma's, bekrachtigd door de Raad (ECOFIN) van juli 2001. De gedragscode werd aangenomen om de evaluatie van de programma's van de Commissie en de Raad te vergemakkelijken.