Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1726/02 van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie. BTW-fraude in de sector metaalrecyclage.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1726/02 van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie. BTW-fraude in de sector metaalrecyclage.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1726/02 van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie. BTW-fraude in de sector metaalrecyclage.

Publicatieblad Nr. 192 E van 14/08/2003 blz. 0012 - 0013


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1726/02

van Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (ELDR) aan de Commissie

(7 juni 2002)

Betreft: BTW-fraude in de sector metaalrecyclage

De invoering van de BTW in Spanje heeft in de sector metaalrecyclage aan de wieg gestaan van economische actoren die een breed scala aan BTW-fraudetechnieken hebben ontwikkeld. Deze illegale opkopers van metalen bedienen zich van instrumentele vennootschappen waardoor zij de BTW over de door hen aangekochte materialen ontduiken. Zij verkopen hun waar aan staalfabrieken en smelterijen en voeren hierbij een BTW-tarief op van 16 %, zonder dit daarna aan het Ministerie van Financiën af te dragen.

Deze frauduleuze praktijken vormen niet alleen oneerlijke concurrentie voor bedrijven die zich wel aan de wet houden, maar veroorzaken, doordat zij zich ook uitstrekken tot de handel met andere lidstaten als Frankrijk, Portugal of Duitsland, ernstige verstoringen in de handel in deze sector tussen lidstaten.

Op de hoogte gesteld van deze praktijken stelde de Commissie de Raad voor een beschikking vast te stellen(1) waarbij het Koninkrijk Spanje werd gemachtigd tot toepassing van een maatregel die afwijkt van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG(2), teneinde de strijd aan te binden met deze belastingfraude. Volgens schattingen van de sector zelf heeft deze machtiging, die op 31 december 2003 verstrijkt, niet alleen de belastingfraude absoluut niet afgeremd, doch is deze fraude de afgelopen jaren zelfs toegenomen. Verschillende in deze sector actieve Europese bedrijfsorganisaties hebben de Commissie hier herhaaldelijk op gewezen, zonder echter tot op heden een bevredigend antwoord te hebben ontvangen.

Waarom heeft de Commissie, die toch op de hoogte is van de ernst van het probleem, geen dringende maatregelen genomen om hier iets aan te doen? Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om in de onmiddellijke toekomst, en in ieder geval vóór 31 december 2003, paal en perk te stellen aan deze praktijken? Is de Commissie het ermee eens dat dergelijke praktijken zouden kunnen worden bestreden door een nieuw vermoeden van investering door de belastingplichtige te introduceren in de BTW, voor de levering van afvalproducten, restproducten en ander recyclagemateriaal bestaande uit ferro- en non-ferrometalen en legeringen hiervan, papier-, karton- of glasafval, en alle operaties op het gebied van scheiding, vermaling, vergruizing en persing van deze producten?

(1) Beschikking van de Raad 2001/243/EG PB L 88 van 28.3.2001, blz. 15.

(2) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(12 juli 2002)

Het is inderdaad zo dat Spanje bij beschikking van de Raad(1) werd gemachtigd een bijzondere fiscale regeling in te stellen voor de recuperatie- en recyclingbranche. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 27 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(2), dat de mogelijkheid biedt bijzondere maatregelen te nemen om de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Naast Spanje passen vier andere lidstaten een vergelijkbare bijzondere fiscale regeling op deze branche toe. In de andere lidstaten geldt voor de branche het gewone BTW-stelsel.

Uit de contacten die de Commissie met de nationale overheden en de vertegenwoordigers van de branche heeft gehad, blijkt inderdaad dat in bepaalde lidstaten de regeling niet op bevredigende wijze functioneert. In het algemeen wordt voor een uitbreiding van de bijzondere regeling gepleit.

Bij ieder wetgevend initiatief dat zij neemt, moet de Commissie echter rekening houden met het communautaire juridische kader zoals dat met name is vastgelegd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake de proportionaliteit van de bijzondere maatregelen die op basis van artikel 27 worden genomen ter bestrijding van belastingfraude of -ontduiking.

De Commissie is van mening dat dit communautaire juridische kader een uitbreiding van de werkingssfeer van de bijzondere regeling in kwestie op basis van een derogatie uit hoofde van artikel 27 van de Zesde BTW-Richtlijn in de weg staat.

Dit gezegd zijnde heeft de Commissie zich er in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 7 juni 2000 betreffende een strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de interne markt(3) toe verbonden over te gaan tot een zekere rationalisatie van de veelheid aan derogaties die er momenteel bestaan. In bepaalde gevallen zou deze rationalisatie evenwel kunnen inhouden dat bepaalde derogaties die bijzonder doelmatig zijn gebleken, tot alle lidstaten worden uitgebreid.

De Commissie heeft er reeds op gewezen dat zij in het kader van deze rationalisatie zal nagaan of het mogelijk is in de Zesde Richtlijn zelf een bijzondere regeling voor de branche op te nemen die verder gaat dan wat de Raad kan toestaan op basis van artikel 27 van de Zesde Richtlijn. De Commissie zal in principe met de voorbereiding hiervan beginnen voor het einde van dit jaar om de Raad in staat te stellen een besluit te nemen voordat de aan Spanje verleende derogatie op 31 december 2003 verstrijkt.

Tot slot zou de Commissie het geachte parlementslid ervan willen verzekeren dat zij de vertegenwoordigers van de branche en de betrokken nationale overheden reeds uitvoerig heeft ingelicht over haar voornemens terzake en dat zij hen zal blijven betrekken bij de komende beschouwingen over dit onderwerp.

(1) Beschikking 1999/81/EG van de Raad van 18 januari 1999 PB L 27 van 2.2.1999.

(2) PB L 145 van 13.6.1977.

(3) COM(2000) 348 def.