Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1912/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. De facto monopolie van de FIFA en de UEFA.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1912/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. De facto monopolie van de FIFA en de UEFA.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1912/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. De facto monopolie van de FIFA en de UEFA.

Publicatieblad Nr. 092 E van 17/04/2003 blz. 0115 - 0116


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1912/02

van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie

(2 juli 2002)

Betreft: De facto monopolie van de FIFA en de UEFA

De Commissie en de Unie van Europese voetbalverenigingen (UEFA) hebben onlangs een akkoord gesloten over nieuwe regelgeving met betrekking tot de rechten voor rechtstreekse uitzending van de belangrijkste voetbalwedstrijden. Volgens commissaris Monti betekent dit akkoord goed nieuws voor de clubs, de TV-stations en de consumenten.

De consument wordt echter steeds afhankelijker van de goede wil van bepaalde TV-stations en hun vermogen om de uitzending van deze wedstrijden te financieren door middel van reclame-inkomsten. Zoals reeds blijkt bij het wereldkampioenschap voetbal zijn er steeds meer wedstrijden alleen via betaal-TV te zien.

De door de voetbalclubs geëxploiteerde infrastructuur wordt daarentegen grotendeels gefinancierd uit de openbare middelen en voor de veiligheidsvoorzieningen bij wedstrijden draaien de staat en de gemeenten op, kortom de kosten zijn gesocialiseerd maar de winst is geprivatiseerd. Los van elk sportief streven exploiteren deze economische eenheden als de facto monopolisten de voorliefde van het publiek voor voetbal en halen zo winsten binnen waar voor de staat en de overheidsinstanties die voor de zijdelingse kosten opdraaien niets tegenover staat.

Welke initiatieven denkt de Commissie te ontplooien om aan dit aperte misbruik door de bobo's van de FIFA (die heersen als potentaten over een multinational die aan elke overheidscontrole ontsnapt), de UEFA en de grote voetbalclubs een einde te maken? Moet er geen minimale openbare dienstverlening worden opgelegd bij sportevenementen als wereldkampioenschappen en Europese kampioenschappen?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(31 juli 2002)

Het geachte parlementslid doelt waarschijnlijk op de zaak van de gezamenlijke verkoop van de mediarechten op de UEFA (Unie van Europese voetbalbonden) Champions League waarbij de Commissie een mededeling van punten van bezwaar tegen de UEFA publiceerde. Dankzij de procedure van de Commissie stelde de UEFA een aantal corrigerende maatregelen om de medeingingsrechtelijke bezwaren van de Commissie weg te nemen. Deze corrigerende maatregelen worden momenteel onderzocht.

Bij de analyse van het concurrentiebeperkende effect van deze regeling, gaat de Commissie na of er al dan niet sprake kan zijn van een vrijstelling. De Commissie wil ervoor zorgen dat de zeer belangrijke mediarechten op voetbaltoernooien niet worden verkocht op een wijze die de concurrentie op de mediamarkten in het gedrang brengt en bijgevolg ook in het nadeel van de kijkers is. Desalniettemin is het communautaire mededingingsrecht neutraal in die zin dat de eigenaar van de rechten zelf beslist op welke markt hij de televisierechten wenst te verkopen. Wat betreft het mededingingsrecht geniet noch de markt voor betaaltelevisie, noch de markt voor gratis televisie enige vorm van voorkeursbehandeling door de Commissie. De richtlijn inzake televisie zonder grenzen bepaalt echter dat lidstaten een nationale lijst van maatschappelijk belangrijke evenementen kunnen opstellen die uitgezonden dienen te worden via televisiekanalen die toegankelijk zijn voor het grote publiek dus de gratis kanalen. Lidstaten die beschikken over een dergelijke lijst, nemen daarin ook vaak de door de UEFA en de FIFA (wereldvoetbalbond) georganiseerde voetbalwedstrijden op.

Voordat zij de regeling aangaande de UEFA Champions League definitief goedkeurt, wil de Commissie ook derden de kans geven opmerkingen te maken. Zij zal dan ook een bekendmaking publiceren in het Publikatieblad waarin de nieuwe regelingen worden beschreven en derden worden uitgenodigd hierover opmerkingen te maken.