SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2189/02 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herprogrammering van het FIOV.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2189/02 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herprogrammering van het FIOV.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2189/02 van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie. Herprogrammering van het FIOV.
Publicatieblad Nr. 052 E van 06/03/2003 blz. 0133 - 0134
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2189/02
van Daniel Varela Suanzes-Carpegna (PPE-DE) aan de Commissie
(19 juli 2002)
Betreft: Herprogrammering van het FIOV
In de voorstellen tot hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) dat het college van commissarissen op 28 mei 2002 heeft goedgekeurd, stelt de Commissie voor de steun
voor de vernieuwing en modernisering van de vloot, voor de gemengde bedrijven en voor de uitvoer van vaartuigen te schrappen. Dat voorstel vergt een herprogrammering van de fondsen die daarvoor zijn bestemd in de programmeringsdocumenten. Die zijn het resultaat van een vaak na moeizame onderhandelingen bereikt compromis tussen de Commissie en de andere betrokken partijen op nationaal, regionaal en lokaal niveau.
1. Kan de Commissie meedelen voor welk bedrag FIOV-middelen per lidstaat zullen worden geherprogrammeerd en voor welke andere doelstellingen dat geld zal worden gebruikt?
2. Kan de Commissie meedelen hoeveel Gemeenschapsgeld per lidstaat naast de reeds geprogrammeerde FIOV-middelen zal worden gebruikt om de herprogrammering te compenseren?
3. Kan de Commissie meedelen welke sociaal-economische maatregelen ze wil nemen en hoeveel ze daarvoor per lidstaat wil uitgeven?
Gecombineerd Antwoordvan de heer Fischler namens de Commissieop de schritftelijke vragen P-2184/02, E-2189/02 en E-2190/02
(17 september 2002)
De voorstellen van de Commissie tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector, en de noodmaatregel van de Gemeenschap betreffende de sloop van vissersvaartuigen in de periode 2003-2006 zijn gebaseerd op de onderstaande rechtsgronden.
Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1263/1999(1) is het aan de Raad om te bepalen op welke gebieden de structurele acties in de sector visserij, aquacultuur en verwerking en afzet van producten daarvan betrekking kunnen hebben.
In artikel 2, lid 3, van diezelfde verordening zijn de domeinen opgesomd waarin acties kunnen worden uitgevoerd met een financiële bijdrage uit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Op grond van de laatste alinea van dat lid kan de Raad deze lijst van acties evenwel aanpassen volgens de procedure van artikel 4. In artikel 4 is bepaald dat de Raad beslist op voorstel van de Commissie en volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag.
Het voorstel van de Commissie(2) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999(3) is juridisch in overeenstemming met het voorgaande.
Voorts is in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1260/1999(4) het volgende bepaald: De door de fondsen () gefinancierde verrichtingen moeten in overeenstemming zijn met het Verdrag of de op grond van het Verdrag vastgestelde besluiten, alsmede met het communautair beleid (). Daarom is in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2792/1999 gepreciseerd dat de programmering van het FIOV geschiedt in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en met de meerjarige oriëntatieprogramma's voor de vissersvloten, en dat deze programmering zo nodig en aan het einde van elke toepassingsperiode van de meerjarige oriëntatieprogramma's (kan) worden herzien. Welnu, de toepassingsperiode van Beschikking 97/413/EG van de Raad(5) verstrijkt op 31 december 2002. Bovendien moeten de programmeringsgegevens die nog niet door een meerjarig oriëntatieprogramma worden bestreken, overeenkomstig datzelfde artikel 3, lid 4, als louter indicatief worden beschouwd.
Het is dus aan de Commissie om passende maatregelen voor te stellen voor de periode die op 1 januari 2003 begint, aangezien er vanaf die datum geen meerjarige oriëntatieprogramma's meer zullen zijn. Zonder dergelijke bepalingen zou de FIOV-programmering niet langer aangepast zijn.
Bijgevolg zullen de communautaire bestekken, de operationele programma's en de enkelvoudige programmeringsdocumenten overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 gewijzigd kunnen worden om de overeenstemming te behouden met de voorgestelde wijzigingen in de FIOV-verordening, als die door de Raad worden goedgekeurd. Vervolgens zou de Commissie het initiatief kunnen nemen haar bereidheid hiertoe blijkt uit hoofdstuk 3.7 van haar mededeling over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid(6) de lidstaten ertoe aan te zetten een wijziging van hun communautaire bestekken, operationele programma's en enkelvoudige programmeringsdocumenten te vragen overeenkomstig de procedure van artikel 34, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/1999. Bovendien voorziet artikel 14, lid 2, van die verordening in de aanpassing van de communautaire bestekken, operationele programma's en enkelvoudige programmeringsdocumenten op initiatief van de lidstaat of van de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaat naar aanleiding van de evaluatie halverwege de looptijd, waarvan in artikel 42 van die verordening is bepaald dat zij uiterlijk op 31 december 2003 afgerond moet zijn.
In elk geval mag de beoogde herprogrammering nooit leiden tot een wijziging van de middelen die aan elke lidstaat zijn toegekend of van de reeds vastgestelde steunpercentages, en zouden de beginselen van de cohesie bijgevolg worden nageleefd. Meer nog, doordat de met overbevissing bedreigde visbestanden worden beschermd, zou deze herprogrammering bijdragen tot de duurzaamheid van de visserijactiviteiten van degenen die er het meest afhankelijk van zijn en dus van de zones die in hoofdzaak van de visserij leven.
Als de voorstellen van de Commissie ongewijzigd door de Raad worden goedgekeurd, zouden de te herprogrammeren FIOV-middelen die zijn welke de lidstaten nog niet zullen hebben gebruikt voor de maatregelen die dan niet langer subsidiabel zouden zijn, nl. de bouw van nieuwe vaartuigen, de uitvoer van vaartuigen naar derde landen, de oprichting van gemengde visserijvennootschappen en de modernisering van vaartuigen voorzover die geen betrekking heeft op de veiligheid of de hygiëne.
De Commissie kan onmogelijk aangeven welke bedragen de lidstaten reeds zullen hebben gebruikt voor maatregelen die niet langer subsidiabel zouden zijn, aangezien die bedragen afhangen van de besluiten van de Raad, de datum waarop die zullen worden vastgesteld en de bedragen die elke lidstaat reeds zal hebben besteed. Zij zou hoogstens ter indicatie de FIOV-bedragen kunnen geven die oorspronkelijk voor elke lidstaat waren geprogrammeerd voor de maatregelen die nu op grond van haar eigen voorstellen niet langer voor bijstand in aanmerking zouden komen.
Bovendien is het mogelijk dat sommige lidstaten van deze herprogrammering gebruik zullen maken om op eigen initiatief andere dan de oorspronkelijk geplande maatregelen te programmeren, die voor bijstand in aanmerking zullen blijven komen.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 3.7 (De sociale dimensie van het GVB) van haar mededeling over de hervorming van het GVB(7), kan de Commissie niet anticiperen op de manier waarop elke lidstaat de vermindering van de visserij-inspanningen, die onvermijdelijk uit de meerjarenplannen voor het beheer van de visbestanden zal voortvloeien zodra die door de Raad worden goedgekeurd, in de praktijk zal brengen. Aangezien de Commissie vooraf niet kan weten hoe de lidstaten de vermindering van de visserij-inspanningen zullen verdelen tussen tijdelijke en definitieve stilleggingen, kan zij ook geen raming maken van de daarmee gepaard gaande herprogrammeringsbehoeften of van de sociaal-economische gevolgen van deze vermindering.
Dit neemt niet weg dat de Commissie, met louter budgettaire bedoelingen, een raming heeft gemaakt van de extra financieringsbehoeften op communautair niveau. Zij is daarbij uitgegaan van een maximalistische hypothese en heeft geoordeeld dat de oorspronkelijk geprogrammeerde middelen die nog niet door de afzonderlijke lidstaten zijn gebruikt voor steunmaatregelen voor de uitvoer van vaartuigen of voor de oprichting van gemengde visserijvennootschappen, kunnen worden toegewezen voor de definitieve onttrekking van vaartuigen aan de vissersvloot, waartoe ook het bijzondere instrument voor de sloop van vissersvaartuigen zal bijdragen. Wat betreft de oorspronkelijke middelen die voor elke lidstaat waren geprogrammeerd en nog niet zijn gebruikt voor de bouw van nieuwe vaartuigen, was de Commissie van mening dat de betrokken lidstaat deze middelen kan gebruiken voor maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de onttrekking van vaartuigen aan zijn vissersvloot te ondervangen.
Op basis hiervan heeft de Commissie geraamd dat ten hoogste 272 miljoen euro nodig zou zijn voor de bijzondere steunmaatregelen voor de vloot en ten hoogste 88 miljoen euro voor begeleidende steunmaatregelen op sociaal-economisch gebied. Als het nodig zou zijn de maatregelen te financieren voor de tenuitvoerlegging van de vermindering van de visserij-inspanning waartoe de goedkeuring van de meerjarige beheersplannen zal leiden, zou hiervoor, voor het jaar 2003, ten hoogste 32 miljoen euro uit het bijzondere flexibiliteitsinstument kunnen worden gebruikt; voor het overige zou de lidstaat een herprogrammering van de middelen uit de Structuurfondsen kunnen vragen, rekening houdend met de andere prioriteiten van zijn regionaal en cohesiebeleid.
Aangezien het hierbij slechts gaat om een raming van de extra behoeften die kunnen voortvloeien uit besluiten die nog door elke lidstaat afzonderlijk moeten worden genomen, spreekt het vanzelf dat er nog geen extra kredieten per lidstaat konden worden toegewezen, ook al ziet het ernaar uit dat het vooral de landen in Noord-Europa zullen zijn die extra ondersteuning nodig zullen hebben.
Wat ten slotte de eventueel noodzakelijke begeleidende sociaal-economische maatregelen betreft, zal het aan de afzonderlijke lidstaten zijn om bij hun herprogrammering te besluiten welke middelen zij wensen toe te wijzen aan maatregelen waarin Verordening (EG) nr. 2792/1999 reeds voorziet, en eventueel welke middelen aan andere soortgelijke maatregelen die de Raad zou kunnen vaststellen in het kader van de onderhandelingen over de voorstellen van de Commissie.
(1) Verordening (EG) nr. 1263/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).
(2) COM(2002) 187 def.
(3) Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector.
(4) Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen.
(5) Beschikking 97/413/EG van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan, PB L 175 van 3.7.1997. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2002/70/EG van 28 juni 2002, PB L 31 van 1.2.2002.
(6) COM(2002) 181 def.
(7) COM(2002) 181 def.