Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2250/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. Globale richtsnoeren voor het economisch beleid — het geval Luxemburg.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2250/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. Globale richtsnoeren voor het economisch beleid — het geval Luxemburg.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2250/02 van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie. Globale richtsnoeren voor het economisch beleid — het geval Luxemburg.

Publicatieblad Nr. 137 E van 12/06/2003 blz. 0060 - 0061


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2250/02

van Robert Goebbels (PSE) aan de Commissie

(23 juli 2002)

Betreft: Globale richtsnoeren voor het economisch beleid het geval Luxemburg

In haar voorstellen voor globale richtsnoeren voor het economisch beleid, die op 21 juni 2002 door de Raad zijn goedgekeurd (CSL 10093/2002 COM(2002) 191 def.) heeft de Commissie ten aanzien van de Luxemburgse economie opgemerkt dat enkele elementen, zoals een verouderde wetgeving op het gebied van de prijzen, de concurrentie op de productmarkten zouden kunnen belemmeren. Derhalve wordt de afschaffing van de vastgestelde en gecontroleerde prijzen voorgesteld.

Erop wijzend dat Luxemburg wat de inflatiebestrijding betreft de laatste 15 à 20 jaar steeds in de voorste gelederen te vinden was en tot de lidstaten behoorde die slechts een vrij geringe inflatie kenden, vraag ik de Commissie op welke verifieerbare feiten zij haar bewering betreffende de inefficiëntie van het Luxemburgse systeem van prijscontrole baseert? Kan zij concrete gevallen noemen waarin de concurrentie op de Luxemburgse goederenmarkt werd beperkt?

Heeft de Luxemburgse regering de Commissie soms een hint gegeven met de bedoeling dat de Commissiediensten haar een excuus zouden leveren om de aanval te openen op een prijscontrolesysteem dat geenszins verouderd is en gedurende vele jaren zijn waarde heeft bewezen? Of zijn de voorstellen van de Commissie terug te voeren op een dogmatisch liberalisme, dat op zijn achterste poten gaat staan zodra het woord prijscontrole valt?

Antwoord van de heer Solbes Mira namens de Commissie

(16 september 2002)

Zoals het geachte parlementslid heeft opgemerkt, bestaat volgens de globale richtsnoeren voor het economische beleid die de Raad in juni 2002 heeft goedgekeurd, het risico dat de concurrentie op de productenmarkt wordt beperkt als gevolg van de in het Groothertogdom Luxemburg geldende wet- en regelgeving, met name betreffende vastgestelde en gecontroleerde prijzen.

Het gaat er dan ook niet om of het regelgevingssysteem voor prijzen al dan niet doeltreffend is voor de beheersing van de inflatie, maar wel of er wetgeving bestaat die tot een beperking van de concurrentie in de Luxemburgse economie kan leiden, en wel ten nadele van de consument.

De prijscontrole in Luxemburg valt onder de wet van 1983 inzake het prijsagentschap (Office des prix), dat tot taak heeft de prijzen te volgen, te controleren en vast te stellen. Deze organisatie maakt deel uit van het directoraat Concurrentie en consumentenbescherming van het ministerie van Economische Zaken. Het verleent toestemming voor de verhoging van de maximumprijzen van sommige producten.

De producten waarvoor officiële maximumprijzen gelden, omvatten onder meer: huishoudbrood, aardolieproducten, merkgeneesmiddelen, maar ook taxiritten, prijzen van de in cafés geserveerde inheemse wijn Elbing en Rivaner, maximale winstmarges van meubelzaken en de prijs van koeken, ingevoerde merkartikelen, verwarmingsapparatuur en bioscoopkaartjes.

Ook al lijkt de vaststelling van maximumprijzen op het eerste gezicht in het voordeel van de consument uit te vallen, blijkt dit in de praktijk helaas niet het geval te zijn. Het Luxemburgse ministerie van Economische Zaken heeft zelf geconstateerd dat staatstussenkomst bij prijzen in het verleden geleid heeft tot een onbuigzame markt en het risico inhoudt dat alle handelszaken meteen de vastgestelde maximumprijs toepassen. Deze praktijk dreigt bijgevolg de concurrentie te vervalsen en te verhinderen dat gerechtvaardigde kostenstijgingen door de verkopers worden doorberekend, maar kan er in de praktijk ook toe leiden dat de consument steeds maximumprijzen moet betalen omdat de producenten de kans zien om een prijs te vragen die door het prijsagentschap impliciet aanvaardbaar wordt geacht.

De Luxemburgse autoriteiten hebben daaruit geconcludeerd dat deze regelgeving niet voor alle producten gerechtvaardigd was en dat het bijgevolg voorzichtiger lijkt de prijzen van deze producten te liberaliseren om de productenten in staat te stellen de parameters die eigen zijn aan hun bedrijfssituatie te beoordelen en de verkoopprijzen zelfstandig te bepalen. Deze nieuwe concurrentie moet ertoe leiden dat de laagst mogelijke prijzen worden verkregen, rekening houdend met de specifieke parameters voor de sector.

Zo heeft Luxemburg onder meer al in 1992 het reglement tot vaststelling van de prijs voor inheemse wijn en het reglement tot vaststelling van de prijs van bakkerijproducten ingetrokken. Een voorontwerp van wet is opgesteld om de prijswetgeving te hervormen. Er zij op gewezen dat het loslaten van het huidige prijssysteem niet tot een volledige liberalisering van de prijzen zal leiden. De hervorming heeft in de eerste plaats geen betrekking op de prijs van farmaceutische producten en bij structurele tekortkomingen van de concurrentie of conjuncturele marktverstoringen zal staatstussenkomst steeds mogelijk blijven.