Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2292/02 van Richard Corbett (PSE) aan de Commissie. Toepassing van de beginselen van de rechtsstaat in Oostenrijk.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2292/02 van Richard Corbett (PSE) aan de Commissie. Toepassing van de beginselen van de rechtsstaat in Oostenrijk.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2292/02 van Richard Corbett (PSE) aan de Commissie. Toepassing van de beginselen van de rechtsstaat in Oostenrijk.

Publicatieblad Nr. 155 E van 03/07/2003 blz. 0008 - 0009


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2292/02

van Richard Corbett (PSE) aan de Commissie

(25 juli 2002)

Betreft: Toepassing van de beginselen van de rechtsstaat in Oostenrijk

Is de Commissie op de hoogte van de zaak rond Shalom Weiss, een Amerikaans onderdaan die in 1999 in Miami wegens fraude is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 845 jaar en in Oostenrijk toevlucht heeft gezocht om aan deze onmenselijke straf te ontsnappen?

Is het de Commissie bekend dat de Oostenrijkse minister van Justitie de heer Weiss aan de Amerikaanse autoriteiten heeft overgedragen voordat diens beroep tegen uitzetting de vereiste procedures had doorlopen en hoewel het Administratieve Hof zijn uitlevering in een uitspraak in kort geding had verboden?

Is het de Commissie bekend dat het Europese Hof voor de mensenrechten kenbaar had gemaakt dat er overeenkomstig artikel 39 van zijn huishoudelijk reglement voorlopige maatregelen getroffen dienden te worden, en dat het Oostenrijk had verzocht ervoor te zorgen dat de heer Weiss hangende zijn behandeling van de zaak niet zou worden uitgeleverd?

Is het de Commissie bekend dat ook het Comité voor de mensenrechten van de Verenigde Naties voorlopige maatregelen had bekendgemaakt en Oostenrijk had verzocht de heer Weiss niet uit te zetten, zolang het de mensenrechtenproblematiek uitgaande van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten bestudeerde?

Is de Commissie van mening dat dergelijke gedrag verenigbaar is met de verplichting die Oostenrijk is aangegaan tot naleving van de beginselen van vrijheid, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals verankerd in artikel 6 van het EU-Verdrag?

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(23 september 2002)

De Commissie heeft geen enkele andere informatie over de zaak van Shalom Weiss dan die welke in de schriftelijke vraag zelf is verstrekt.

De Commissie beklemtoont dat momenteel de betrekkingen tussen de lidstaten en derde landen inzake uitlevering niet onder enig communautair rechtsinstrument vallen. Vanuit dit gezichtspunt staat het de lidstaten vrij op dit gebied maatregelen te nemen die zij passend achten.

Het geachte parlementslid heeft de Commissie verzocht de vraag te analyseren in het kader van artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

De Commissie zou er willen op wijzen dat dit artikel is gericht aan de instellingen van de Europese Unie en aan de lidstaten, wanneer zij het recht van de Unie uitvoeren.

Onder deze omstandigheden is het volgens de Commissie in het door het geachte parlementslid aan de orde gestelde bijzondere geval, dat niet onder het recht van de Unie valt, niet passend zich uit te spreken over de verenigbaarheid van een door Oostenrijk genomen maatregel met de bepalingen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dan wel met enig ander internationaal rechtsinstrument waarbij Oostenrijk partij is. Zoals het geachte parlementslid weet, is het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de bevoegde instelling om gestelde schendingen van het Europees Verdrag te behandelen.