SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2362/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Verenigbaarheid van de voorstellen van de Britse regering voor de ondergrondse in Londen en de EU-voorschriften inzake openbare inschrijvingen en overheidssubsidies.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2362/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Verenigbaarheid van de voorstellen van de Britse regering voor de ondergrondse in Londen en de EU-voorschriften inzake openbare inschrijvingen en overheidssubsidies.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2362/02 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie. Verenigbaarheid van de voorstellen van de Britse regering voor de ondergrondse in Londen en de EU-voorschriften inzake openbare inschrijvingen en overheidssubsidies.
Publicatieblad Nr. 309 E van 12/12/2002 blz. 0227 - 0227
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2362/02
van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Commissie
(24 juli 2002)
Betreft: Verenigbaarheid van de voorstellen van de Britse regering voor de ondergrondse in Londen en de EU-voorschriften inzake openbare inschrijvingen en overheidssubsidies
De regering van het Verenigd Koninkrijk voert een beleid uit in het kader waarvan de ondergrondse in Londen op uitgebreide schaal wordt gemoderniseerd via een samenwerkingsverband van overheid en particulieren; hiervan maakt deel uit een procedure van inschrijvingen die in april 2000 door het Londense vervoersbedrijf LT op gang is gebracht via zijn commerciële bedrijfstak London Underground Limited (LUL). In het kader van dit project worden de bedrijfsmiddelen en infrastructuur, o.a. het rollend materieel, voor een periode van 30 jaar verhuurd aan twee particuliere consortia, terwijl de exploitant in handen van de overheid blijft in het kader van het nieuwe orgaan Transport for London (TfL), dat onder politiek toezicht staat van een gekozen orgaan, namelijk de Greater London Authority. Naar schatting is met de onderneming gedurende een periode van 30 jaar een bedrag gemoeid van 45 miljard euro (prijsniveau van 2001), waardoor dit een van de meest omvangrijke openbare inschrijvingen is die in Europa ooit zijn uitgevoerd. De bedrijfsmiddelen van London Underground zijn ondergebracht in drie Infraco (infrastructuur) ondernemingen en op 8 mei 2002 overgedragen aan twee bevoorrechte bieders, de consortia Tubelines en Metronet, op voorwaarde dat de regelgevende instanties in de sector veiligheid van het Verenigd Koninkrijk goedkeuring verlenen en dat voldaan wordt aan de regelgeving van de Europese Commissie inzake fusies en overheidssubsidies. De goedkeuring voor fusie overeenkomstig de mededingingsvoorschriften van de EU werd op 24 juni 2002 verleend (ref. zaak Meded./M 2694).
TfL staat borg voor de verplichtingen die LUL is aangegaan volgens de overeenkomsten in het kader van het samenwerkingsverband van overheid en particulieren en het ziet toe op de tenuitvoerlegging. In een klacht tot de Commissie maakt TfL echter gewag van inbreuk op de EG-procedure inzake openbare inschrijvingen en op de voorschriften inzake overheidssubsidies. Gesteld wordt dat de overeenkomsten in het kader van het samenwerkingsverband van overheid en particulieren geen vergunning vormen daar LUL contante betalingen zal verrichten aan de infracos, waardoor op deze overeenkomsten richtlijn 93/38/EEG(1) (richtlijn nutsbedrijven) van toepassing is, en dat de waarde van de overeenkomst, nadat de keuze was gevallen op de bevoorrechte bieders, tijdens de vervolgonderhandelingen aanzienlijk is opgevoerd en dat de inherente risico's met meer dan 10 % van de geboden waarde (geraamd op 3 miljard euro. voor het Metronet-consortium paragraaf 69 van ref. zaak Meded./M 2694) zijn gedaald, met het gevolg dat overeenkomstig artikel 4 van de richtlijn nutsbedrijven verplicht een nieuwe inschrijving door alle oorspronkelijke bieders had moeten worden georganiseerd.
TfL wijst eveneens op inbreuken op artikel 34 van dezelfde richtlijn doordat LUL niet de juiste methode heeft gehanteerd bij de evaluatie van de inschrijving die economisch het voordeligst was. De procedure wordt nog ingewikkelder doordat naar verluidt inbreuk is gepleegd op de voorschriften inzake overheidssubsidie; hierdoor worden uitsluitend de succesvolle bieders bevoordeeld en wordt de mededinging bemoeilijkt, zelfs ondanks het feit dat het subsidieelement toegestaan is nadat de regering van het Verenigd Koninkrijk naar behoren kennis heeft gegeven.
Is de Commissie, gezien de verklaring van Commissaris Bolkestein tegen verkeerd gebruik van mededinging tijdens openbare inschrijvingen, waardoor bevoorrechte bieders of de indieners van gehonoreerde inschrijvingen fundamentele aspecten van hun aanbiedingen mogen veranderen en aldus de beginselen van gelijke behandeling en de noodzaak om in het kader van openbare inschrijvingen behoorlijke waar voor het geld te bieden in gevaar te brengen, bereid deze verluide overtredingen van de EU-wetgeving zo spoedig mogelijk te onderzoeken?
(1) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84.
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(4 september 2002)
De Commissie onderzoekt momenteel het voorstel van de regering van het Verenigd Koninkrijk samen met de klachten die zij heeft ontvangen over kwesties betreffende staatssteun en overheidsopdrachten in verband met de publiek-private samenwerking bij de Londense ondergrondse.
De Commissie zal haar onderzoek afsluiten wanneer zij alle voor de beoordeling van deze zaak benodigde informatie heeft ontvangen.
Zij zal het geachte parlementslid te zijner tijd op de hoogte stellen van de resultaten van haar onderzoek.