Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3019/02 van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie. Mensenrechten en democratie in Burma.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3019/02 van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie. Mensenrechten en democratie in Burma.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3019/02 van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie. Mensenrechten en democratie in Burma.

Publicatieblad Nr. 268 E van 07/11/2003 blz. 0026 - 0027


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3019/02

van Hanja Maij-Weggen (PPE-DE) aan de Commissie

(23 oktober 2002)

Betreft: Mensenrechten en democratie in Burma

De Commissie weet dat de mensenrechtensituatie in Burma nog steeds zorgwekkend is en dat er, ondanks de vrijlating van een aantal politieke gevangenen, nog steeds meer dan 1 500 mensen om politieke redenen in hechtenis zijn.

Weet de Commissie ook dat de onderdrukking van religieuze minderheden de laatste jaren sterk is toegenomen in Burma?

Is de Commissie bereid de huidige sancties van de EU ten aanzien van Burma te handhaven en druk uit te oefenen op de autoriteiten aldaar om een structurele verbetering van de mensenrechtensituatie te bewerkstelligen en vooral de democratie te herstellen?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(26 november 2002)

Zoals reeds meerdere malen is verklaard, maakt de Commissie zich grote zorgen over de situatie in Birma/Myanmar en de schade die het militaire regime dit land en zijn toekomst berokkent.

De Commissie is zich bewust van berichten over vermeende vervolgingen van etnische minderheden door regeringstroepen in Birma/Myanmar en uit voortdurend haar ernstige bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in dit land, met name in gebieden met etnische minderheden.

Tijdens het bezoek van de EU-trojka aan Birma/Myanmar in september 2002 werd deze zorg opnieuw overgebracht aan de Birmese regering. De EU-trojka drong er bij de regering van Birma/Myanmar ook op aan alle resterende politieke gevangenen vrij te laten en alle resterende politieke restricties op de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering op te heffen.

De Unie heeft een heel duidelijk gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd met betrekking tot Birma/Myanmar(1). Dit werd oorspronkelijk in 1996 goedgekeurd(2), maar is daarna enkele malen aangescherpt. Het omvat een wapenembargo, dat in 1990 is ingesteld, de schorsing van de samenwerking op defensiegebied (sinds 1991) en de schorsing van alle bilaterale hulp, met uitzondering van zuiver humanitaire bijstand. Verder heeft de Unie een visumverbod ingesteld voor leden van het militaire regime, leden van de regering, hoger militair en veiligheidspersoneel en hun gezinnen, en worden er geen regeringsbezoeken op hoog niveau meer gebracht aan Birma/Myanmar.

Daarnaast werden de gewoonlijk aan minst ontwikkelde landen verleende handelsprivileges van de Unie in het geval van Birma/Myanmar in 1997 ingetrokken vanwege de aldaar voorkomende gedwongen arbeid. Dit betekent ook dat het land niet in aanmerking komt voor het Everything but Arms-initiatief van de Unie, dat in 2001 werd opgezet.

Het gemeenschappelijk standpunt is op 21 oktober 2002 met zes maanden verlengd, zonder versoepeling van de sancties. In de conclusies van de Raad, die de Commissie volledig steunt, heeft de Unie opnieuw aangedrongen op herstel van de democratie, voortzetting van het proces van nationale verzoening en eerbiediging van de mensenrechten in Birma/Myanmar.

(1) PB L 285 van 23.10.2002.

(2) PB L 287 van 8.11.1996.