Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3406/02 van Marco Cappato (NI)en Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie. Dimiana Murad Nashid, Sudanees burger.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3406/02 van Marco Cappato (NI)en Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie. Dimiana Murad Nashid, Sudanees burger.

6.2.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 33/21


(2004/C 33 E/020)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3406/02

van Marco Cappato (NI) en Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie

(29 november 2002)

Betreft: Dimiana Murad Nashid, Sudanees burger

Op 4 november 2002 berichtte de Sudanese krant „Al-Watan” dat in het noorden van Sudan een koptisch-christelijke studente ontvoerd was en daarna gedwongen zich tot de islam te bekeren en te trouwen.

Dimiana Murad Nashid, eerstejaarsstudente aan de Al-Neelain-Universiteit van Omdurman, verdween eind oktober. Vrienden en medestudenten van het meisje waarschuwden de familie dat een moslim, Ehab genaamd, haar uit de universiteit ontvoerd had.

De vader van Dimiana, die de zaak aan het „Freedom House's Center for Religious Freedoms” voorlegde, verklaarde dat de rechtbank van Kalakla (een kleine stad bij Khartoum) hem opgeroepen had om het huwelijk van zijn dochter bij te wonen. Daar trof hij een religieuze leider aan die beweerde de vader van de bruidegom te zijn en die een huwelijksakte bij zich had, alsook een advocaat die een door Dimiana ondertekend document voorlegde waarin ze verklaart zich tot de islam te hebben bekeerd en met Ehab te willen trouwen.

De vader ontmoette zijn dochter in aanwezigheid van haar ontvoerders en beweert dat ze verdoofd leek en dat haar ogen en lippen opgezwollen waren. De ontvoerders zouden hem gezegd hebben dat als hij zijn dochter terug wil krijgen, dat hij zich dan tot de islam moet bekeren.

Heeft de Commissie de ambassadeur van de Republiek Sudan officieel verzocht nadere gegevens omtrent deze zaak te verstrekken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat was het antwoord? Welke stappen is de Commissie van plan te ondernemen om de Sudanese regering ertoe aan te zetten een einde te maken aan de aanhoudende bedreiging van de vrijheid van niet-moslim vrouwen en mannen in Sudan?

Wat is zij voornemens te doen tegen de talrijke schendingen van de Internationale conventie tegen slavernij uit 1927, die geduld en zelfs opgelegd worden door de regering in Khartoum, en met welke middelen wil zij politiek en diplomatiek pressie uitoefenen om een einde te maken aan deze schendingen van het internationale recht?

Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie

(8 januari 2003)

De Commissie is niet op de hoogte van het door het geachte parlementslid gerapporteerde gebeurtenissen, gebaseerd op informatie uit de Soedanese krant „Al-Watan”. De Commissie zal aan haar delegatie in Soedan een verslag daarover vragen en rechtstreeks met de geachte parlementsleden daarover contact opnemen.

De Unie heeft consequent gewezen op haar afkeer van slavernij in onze tijd, o.a. tijdens de 58e zitting van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties (CHR). De Unie heeft tevens haar bezorgdheid geuit over het voorkomen van dwangarbeid in de resolutie die zij tijdens de laatste zitting van de Mensenrechtencommissie over Soedan heeft ingediend.

De Commissie weet dat in sommige delen van Soedan slavernij voorkomt. Voor zover mogelijk stelt zij dit thema aan de orde tijdens besprekingen met de autoriteiten. De Unie treedt echter ook op om steun te verlenen aan niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en de civiele samenleving. Artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou vormt de basis voor de politieke dialoog die daarover thans met Soedan wordt gevoerd en tijdens welke dergelijke onderwerpen door de Gemeenschap aan de orde kunnen worden gesteld. Deze kwestie zal tijdens het volgende bezoek van de Trojka aan Soedan worden geëvalueerd.

De Commissie heeft met grote belangstelling de werkzaamheden gevolgd van de Internationale Groep van Eminente personen (IEPG) in het kader van de missie van de speciale gezant van de President van de Verenigde Staten voor vrede in Soedan, Senator J. Danforth. Deze groep was gevraagd een onderzoek in te stellen naar de situatie op het gebied van slavernij, ontvoering en gedwongen arbeid in Soedan. De Commissie ziet dit verslag als een zeer nuttig hulpmiddel om een beter inzicht te krijgen in deze gevoelige kwesties. Verder zijn, en hierop is ook door de IEPG gewezen, grondiger onderzoek en analyses nodig.

Tenslotte wordt financiële steun overwogen voor projecten ter bestrijding van mensenhandel, kinderarbeid en slavernij.