Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3858/02 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Commissie. Verwerking van de aangespoelde olie van de Prestige.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3858/02 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Commissie. Verwerking van de aangespoelde olie van de Prestige.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3858/02 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Commissie. Verwerking van de aangespoelde olie van de Prestige.

Publicatieblad Nr. 222 E van 18/09/2003 blz. 0118 - 0119


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3858/02

van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Commissie

(6 januari 2003)

Betreft: Verwerking van de aangespoelde olie van de Prestige

Het bedrijf Proteccion Medioambiental (PMA) (milieuzuiveringsbedrijf), dat reeds verscheidene malen door de Galicische regering is beboet wegens overtredingen op de milieuwet, is van alle firma's die zijn ingehuurd voor de verwerking van de tonnen olieafval die sinds het zinken van de Prestige dagelijks van de Galicische kusten worden verwijderd, de grootste. PMA slaat de verwijderde olie op in grote bassins om deze vervolgens te recycleren tot stortsteen voor de bouw.

Enkele milieu- en buurtverenigingen hebben echter hun bezorgdheid geuit over het feit dat de voor de vervaardiging van deze stortsteen gebruikte ovens een stinkende en vermoedelijk giftige rook uitstoten die, indien geen passende maatregelen worden getroffen, gevolgen zou kunnen hebben voor dorpen in de buurt.

Kan de Commissie garanderen dat bij de verwerking van het olieafval van de Prestige alle relevante communautaire voorschriften worden geëerbiedigd?

Welke maatregelen overweegt de Commissie om ervoor te zorgen dat het afval van de Prestige correct wordt verwerkt en dat dit geen nieuw gevaar voor het milieu oplevert in de vorm van luchtvervuiling, en geen bedreiging vormt voor de gezondheid van de bevolking?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(11 februari 2003)

Wat de communautaire wetgeving betreffende afvalbeheer betreft, is het belangrijk op te merken dat in Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, als gewijzigd(1), een aantal centrale verplichtingen van de lidstaten wordt genoemd met betrekking tot het beheer van afvalstoffen, met inbegrip van stoffen die per ongeluk zijn geloosd, weggelekt en dergelijke(2) zoals de stookolie van de olietanker Prestige.

Meer bepaald moeten de lidstaten krachtens artikel 4 van de richtlijn de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In het bijzonder dient dit te gebeuren zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora, zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken en zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon. Voorts moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden. Overeenkomstig de artikelen 9 en 10 moeten inrichtingen of ondernemingen die de nuttige toepassing of de verwijdering verrichten, bovendien een vergunning hebben gekregen van de relevante nationale bevoegde instantie. De lidstaten moeten tenslotte niet alleen voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 75/442/EEG, maar ook aan de bepalingen van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen(3) en van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen(4), waaronder verwijderde zware stookolie valt(5). Het zijn de lidstaten zelf die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze communautaire verplichtingen.

De Commissie beschikt niet over gegevens die erop zouden wijzen dat er bij de behandeling van de uit de Prestige gelekte stookolie in Galicië methoden worden gebruikt die indruisen tegen de communautaire regelgeving. Als het geachte parlementslid of een andere persoon echter redenen heeft om te geloven dat er inbreuken zijn op specifieke communautaire verplichtingen, kunnen zij een formele klacht indienen bij de Commissie. Krachtens artikel 211 van het EG-Verdrag moet de Commissie toezien op de toepassing van de bepalingen van het Verdrag en van de bepalingen welke de instellingen krachtens dit Verdrag vaststellen.

(1) PB L 194 van 25.7.1975, als gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG van de Raad (PB L 78 van 26.3.1991) en Beschikking 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996).

(2) Zie item Q4 van bijlage I bij Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd.

(3) PB L 182 van 16.7.1999.

(4) PB L 377 van 31.12.1991.

(5) Zie de code voor gevaarlijke afvalstoffen 13 07 01* Stookolie en dieselolie in Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 (PB L 226 van 6.9.2000), als gewijzigd bij Beschikking 2001/119/EG van de Commissie van 22 januari 2001 (PB L 47 van 16.2.2001), waarbij een geharmoniseerde communautaire lijst van gevaarlijke afvalstoffen wordt vastgesteld.