Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3927/02 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Het patenteren van software.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3927/02 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Het patenteren van software.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3927/02 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Het patenteren van software.

Publicatieblad Nr. 242 E van 09/10/2003 blz. 0082 - 0083


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3927/02

van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie

(15 januari 2003)

Betreft: Het patenteren van software

Hoe kan de Commissie verzekeren dat ze, door haar voorstellen voor het patenteren van software, de internetgebruikers niet de voordelen zal ontnemen van de hoogwaardige toepassingen en besturingssystemen die zijn ontwikkeld door middel van kosteloze en vrij toegankelijke software?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(11 februari 2003)

Het Europees Octrooiverdrag en de nationale wetten sluiten computersoftware als dusdanig uit van octrooieerbaarheid en de Commissie is niet van plan om aan deze situatie iets te veranderen.

Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen uit februari 2002(1) is dus niet bedoeld om het gamma octrooieerbare zaken uit te breiden. Het heeft wel ten doel uniforme regels vast te stellen die octrooibureaus en rechtbanken moeten volgen bij het beoordelen van de octrooieerbaarheid van uitvindingen waarbij het gebruik van een apparaat of methode nodig is die gebruik maakt van computersoftware. Dat is nodig: de lidstaten zijn gebonden door het Europees Octrooiverdrag, maar dat is momenteel niet in de communautaire wetgeving opgenomen, en in de praktijk worden de respectieve nationale wetten niet altijd op dezelfde manier geïnterpreteerd, in het bijzonder als het over details gaat.

Een richtlijn die de algemene situatie van wat al dan niet octrooieerbaar is niet wijzigt, zal internetgebruikers niets ontnemen waarvan ze anders konden genieten. Maar zowel gebruikers als ontwikkelaars van computersoftware, ongeacht of het om kosteloze, vrij toegankelijke of andere software gaat, zullen profiteren van de toegenomen rechtszekerheid en uniformiteit die de richtlijn moet opleveren.

Sommige van de amendementen die aan bod kwamen tijdens de bespreking van het voorstel in de Raad zouden de rechtszekerheid nog vergroten, aangezien ze nauwkeurig omschrijven welke zaken van octrooieerbaarheid moeten worden uitgesloten omdat ze geen technische bijdrage leveren. De Commissie heeft aangegeven dat zij deze amendementen tijdens de lopende onderhandelingen in overweging zal nemen.

Artikel 6 van het voorstel bevat bovendien een belangrijk veiligheidsmechanisme voor softwareontwikkelaars: het uitoefenen van octrooirechten mag niet botsen met de uitzonderingen in Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's(2) door het auteursrecht in verband met de doelstelling om compatibiliteit tot stand te brengen.

Tot slot verlangen de artikelen 7 en 8 van het voorstel van de Commissie dat zij volgt welk effect in computers geïmplementeerde uitvindingen hebben op innovatie en mededinging, zowel in Europa als internationaal, en dat zij daarover bij de Raad en het Parlement verslag uitbrengt. Deze bepalingen, die niet alleen oog hebben voor de gevolgen van de richtlijn, voorzien daarmee in een waardevol mechanisme om op onvoorziene toekomstige ontwikkelingen in deze sector te reageren.

(1) PB C 151 van 25.6.2002.

(2) PB L 122 van 17.5.1991.