SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0330/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Gevaarlijke verontreiniging in de Egeïsche Zee door een Turkse sloperij van schepen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0330/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Gevaarlijke verontreiniging in de Egeïsche Zee door een Turkse sloperij van schepen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0330/02
van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie
(12 februari 2002)
Betreft: Gevaarlijke verontreiniging in de Egeïsche Zee door een Turkse sloperij van schepen
Volgens een bericht in het gezaghebbende Engelstalige blad New Europe (editie nr. 20 van 26 januari 2002) werden 17 leden van Greenpeace medio januari gearresteerd door de Turkse politie toen ze op een sloopwerf in Smirna protesteerden tegen de door de sloopwerkzaamheden veroorzaakte milieuverontreiniging. Greenpeace beweert dat er bij het slopen van de schepen gevaarlijke giftige stoffen vrijkomen waardoor de wateren van de Egeïsche Zee worden vervuild en gevaar ontstaat voor de gezondheid van de Turkse bewoners van het gebied, maar ook voor die van talrijke onderdanen van de Gemeenschap, namelijk de bewoners van de Griekse eilanden die zich op korte afstand daarvandaan bevinden.
Is de Commissie dit incident bekend? Hoe denkt zij te reageren opdat de gezondheid van de Griekse bewoners van de eilanden in de Egeïsche Zee en van de Turkse bewoners van het kustgebied van Klein-Azië wordt beschermd? Hoe denkt zij over het optreden van de Turkse regering in verband met de arrestatie van milieuactivisten die behoren tot de grootste ecologische organisatie ter wereld en die protesteren tegen de vervuiling van de wateren van de Griekse archipel? Welke officiële verklaring hebben de Turkse gezagsdragers met wie de Commissie dikwijls contact heeft, voor dit antidemocratische optreden van de veiligheidsinstanties van het land?
Antwoord van de heer Verheugen namens de Commissie
(5 april 2002)
De Commissie is op de hoogte van het incident in de Egeïsche Zee.
Met betrekking tot de Egeïsche Zee en elders zal de Commissie het probleem onderzoeken van de export door lidstaten van schepen die bestemd zijn voor de verwerking tot schroot en die gevaarlijke stoffen bevatten. Dit is het belangrijkste punt van zorg. Tenminste 50 % van de schepen die in Turkije worden verwerkt tot schroot, is afkomstig van bedrijven uit de Gemeenschap. De scheepsindustrie moet erop toezien dat gevaarlijke stoffen uit de schepen worden verwijderd, alvorens deze te exporteren.
De wettelijke situatie binnen de Gemeenschap ten aanzien van de export voor verwerking tot schroot van schepen die gevaarlijke stoffen bevatten, is als volgt: op de export van afval uit de Gemeenschap zijn de bepalingen van toepassing van Verordening (EEG) nr. 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap(1), hierna de verordening genoemd, als gewijzigd. Deze verordening zet onder meer de bepalingen om van het Verdrag van Bazel, met inbegrip van het in dat verdrag opgenomen verbod op de export van gevaarlijke afvalstoffen uit landen die lid zijn van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) naar landen die dat niet zijn. Het exportverbod van het Verdrag van Bazel is nog niet juridisch bindend en internationaal van kracht, maar is wel al geïmplementeerd en juridisch bindend voor de lidstaten.
De Commissie is van mening dat schepen die bestemd zijn voor de sloop, dienen te worden beschouwd als afval en ook als gevaarlijk afval wanneer zij niet worden ontdaan van vracht en andere gevaarlijke materialen. Overeenkomstig het exportverbod van het Verdrag van Bazel, is export uit de Gemeenschap van schepen die bestemd zijn voor de sloop en schepen die bestemd zijn voor herstel naar landen die geen lidstaat zijn van de OESO, volgens de Gemeenschapswetgeving verboden wanneer zij gevaarlijke stoffen bevatten. Ingeval van export van schepen die bestemd zijn voor de sloop en die niet onder een of ander verbod vallen (bestemd voor herstel en niet-gevaarlijk) gelden nog steeds controlevereisten en de Gemeenschapsregels vereisen dat de herstelwerkzaamheden in het land van bestemming in milieuopzicht op aanvaardbare wijze plaatsvindt.
De situatie met betrekking tot Turkije is als volgt: Turkije is op 20 december 1994 partij geworden bij het Verdrag van Bazel inzake de controle op grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering daarvan. Op grond van de wet inzake de beperking van gevaarlijke afvalstoffen (27 augustus 1995, nr. 22387), die op dit Verdrag gebaseerd is, heeft Turkije de invoer van diverse gevaarlijke afvalstoffen in 1995 verboden. Turkije heeft ook voorzien in passende wetgeving die betrekking heeft op de sloop van schepen en gericht is op de bescherming van het milieu en het waarborgen van de gezondheid en veiligheid op het werk. De handhaving van de Turkse wetgeving in de praktijk dient echter te worden versterkt. Dit verklaart ook waarom schepen die gevaarlijke stoffen bevatten, nog steeds in Turkije worden gesloopt.
De Commissie werkt momenteel aan een mariene strategie voor alle zeeën rond de Europese Unie, waaronder de Egeïsche Zee. Deze strategie moet een leidraad vormen voor de lidstaten bij de bescherming van het mariene milieu. Het is bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid van de lidstaten om de eerder genoemde EG-verordening strikt te doen handhaven. De bescherming van het milieu van de Egeïsche Zee valt ook onder een bilaterale overeenkomst tussen Griekenland en Turkije.
De reden voor de arrestatie van de activisten van Greenpeace is dat deze deelnamen aan een demonstratie waarvoor geen toestemming was verleend. De demonstranten zijn inmiddels vrijgelaten. Al zou de Commissie graag vrijheid van demonstratie in Turkije zien, gebaseerd op communautaire normen, toch meent zij dat dit incident geen antidemocratisch karakter had.
(1) PB L 30 van 6.2.1993.