SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0516/02 van Joke Swiebel (PSE) aan de Commissie. Rechten ambtenaren in EU-instellingen, ongeacht seksuele geaardheid.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0516/02 van Joke Swiebel (PSE) aan de Commissie. Rechten ambtenaren in EU-instellingen, ongeacht seksuele geaardheid.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0516/02
van Joke Swiebel (PSE) aan de Commissie
(28 februari 2002)
Betreft: Rechten ambtenaren in EU-instellingen, ongeacht seksuele geaardheid
Het dient toegejuicht te worden dat de Commissie in het kader van de hervorming met voorstellen komt om ambtenaren binnen de EU-instellingen gelijke rechten te geven, ongeacht hun seksuele gerichtheid of de aard van hun partnerschap. Commissaris Kinnock heeft op 13 december 2001 in het EP een toelichting gegeven over deze voorstellen naar aanleiding van een mondelinge vraag (B5-0533/2001 O-0086/01).
De Commissie is van mening dat gezinstoelagen en sociale voordelen toegankelijk moeten worden voor ambtenaren in de EU die daar momenteel geen recht op hebben omdat zij geen conventioneel huwelijk volgens de nationale wetgeving kunnen of willen aangaan en wel een duurzame partnerrelatie hebben. Daartoe wil de Commissie duurzame relaties volledig wettelijk erkennen indien voldaan wordt aan 4 voorwaarden, waaronder het bezit van een rechtsgeldig EU-document waarin de status van de relatie wordt erkend en uitsluiting van de mogelijkheid om een legaal huwelijk te sluiten in een lidstaat.
Is de Commissie zich bewust van het feit dat er in enkele lidstaten geen rechtsgeldig document te verkrijgen is waarin de status van niet-huwelijkse partners (duurzame relatie tussen personen van hetzelfde of van verschillend geslacht) wordt bevestigd?
Is de Commissie zich bewust van het feit dat zij door de genoemde voorwaarden voor erkenning van de duurzame relaties discriminatie naar nationaliteit in het leven roept? Enkele voorbeelden ter verduidelijking: een Nederlandse EU-ambtenaar met een geregistreerde partner van hetzelfde geslacht krijgt niet dezelfde rechten, zij kunnen immers trouwen; een Zweedse of Deense EU-ambtenaar met een geregistreerde partner van hetzelfde geslacht krijgt wel dezelfde rechten, zij kunnen niet trouwen; een Griekse of Italiaanse EU-ambtenaar met een duurzame partnerrelatie (ongeacht geslacht) krijgt niet dezelfde rechten: zij kunnen zich namelijk niet laten registreren. Wat gaat de Commissie doen om deze discriminatie tegen te gaan en de vrijheid om niet te trouwen, maar een andere partnerrelatie te hebben, in stand te laten, zonder dat men dit met minder rechten moet bekopen?
Is de Commissie van plan om op korte termijn een voorstel in te dienen voor erkenning van niet-huwelijkse relatievormen binnen de EU, welke gelding heeft voor alle burgers binnen de EU en niet slechts betrekking heeft op de rechten van EU-ambtenaren?
Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie
(6 mei 2002)
De Commissie wijst het geachte parlementslid op het antwoord op schriftelijke vraag E-3211/01 van mevrouw Buitenweg(1) alsmede op het antwoord op mondelinge vraag O-86/01 van de heer Blak en anderen tijdens het vragenuur in de vergaderperiode van het Parlement in december 2001(2).
Verder kan de Commissie het geachte parlementslid de volgende informatie verstrekken:
- Zoals het geachte parlementslid wellicht weet kunnen homoseksuele paren in de Europese Unie geen wettelijk huwelijk aangaan behalve in één lidstaat. Verder vallen homoseksuele ambtenaren dus buiten alle statutaire voordelen die uitsluitend worden toegekend aan ambtenaren die een wettelijk erkend huwelijk zijn aangegaan. Dit geldt zelfs voor homoseksuele ambtenaren met een partnerrelatie die vergelijkbaar is met het huwelijk. In het kader van de hervorming wordt voorgesteld om, onder bepaalde voorwaarden, ook paren die een duurzame relatie hebben maar geen wettelijk huwelijk kunnen aangaan, in aanmerking te laten komen voor alle statutaire voordelen.
- Een van de voorwaarden waaraan ambtenaren moeten voldoen om aanspraak te kunnen maken op die voordelen is dat de partnerrelatie officieel wordt erkend door de nationale instanties van een lidstaat. Deze voorwaarde is nodig omdat de Commissie niet bevoegd is met betrekking tot de burgerlijke staat en zij zichzelf niet de status van ambtenaar van de burgerlijke stand wil noch kan aanmeten. Net zoals bij een conventioneel huwelijk tussen personen van verschillend geslacht zal de
nationale wetgever de instantie blijven die het officiële begin van zo'n partnerrelatie vaststelt, en die in voorkomend geval wat om administratieve redenen zeer belangrijk is ook het officiële einde van zo'n relatie vaststelt en de voorwaarden bepaalt waaronder de relatie wordt beëindigd.
- Uit het bovenstaande blijkt dat de voorwaarden voor erkenning van een partnerrelatie overeenkomstig de nationale wetgeving ertoe kunnen leiden dat ambtenaren met een stabiele partnerrelatie, afhankelijk van hun nationaliteit, anders worden behandeld wat betreft het recht op gezinstoelagen. Gezien het voorgaande is dat echter onvermijdelijk. Er moet uiteraard op worden gewezen dat dergelijke verwijzingen naar de nationale wetgeving in de desbetreffende delen van het Statuut normaal zijn. De verschillen in status en in behandeling die het geachte parlementslid in haar vraag ter verduidelijking aanhaalt zijn het resultaat van uiteenlopende wettelijke bepalingen in de verschillende lidstaten en niet van discriminatoire bepalingen of bedoelingen van de Commissie.
- Er zijn momenteel geen voorstellen gepland met betrekking tot de erkenning van niet-huwelijkse relatievormen door een lidstaat in gevallen waarin die erkenning op grond van de nationale wetgeving in een andere lidstaat bestaat.
(1) PB C 160 E van 4.7.2002, blz. 73.
(2) Mondeling antwoord, 13.12.2001.