Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0639/02 van Chantal Cauquil (GUE/NGL) aan de Commissie. Sterfte van dolfijnen in de communautaire wateren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0639/02 van Chantal Cauquil (GUE/NGL) aan de Commissie. Sterfte van dolfijnen in de communautaire wateren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0639/02

van Chantal Cauquil (GUE/NGL) aan de Commissie

(6 maart 2002)

Betreft: Sterfte van dolfijnen in de communautaire wateren

Het antwoord van de Commissie van 15 januari 2002 op vraag P-3509/01(1) roept enkele opmerkingen en vragen op betreffende de toepassing van de communautaire wetgeving:

- Overeenkomstig artikel 11 en artikel 12, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG(2) zijn de lidstaten wettelijk verplicht de communautaire voorschriften inzake toezicht op en bewaking van de visserijactiviteiten met betrekking tot bijvangsten van walvisachtigen. De lidstaten moesten in deze context voor 30 september 2001 aan de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van deze bepalingen. De Commissie heeft kunnen vaststellen dat sommige lidstaten, waaronder Frankrijk, zich niet aan die verplichting hebben gehouden. De Commissie heeft deze tekortkoming jaar na jaar vastgesteld.

- De Commissie heeft in dit specifieke geval als taak toe te zien op de uitvoering van de voorschriften. Het is echter zeer de vraag of zij de macht, de vrijheid en de wil heeft om de lidstaten te dwingen haar richtlijnen toe te passen en na te leven.

- Kan de Commissie meedelen welke lidstaten zich in 1999, 2000 en 2001 niet van hun verplichtingen hebben gekweten, meer bepaald die om aan de Commissie verslag uit te brengen over de controle op bijvangsten van dolfijnen?

- In december jl. heeft de Commissie een bijeenkomst van vier dagen georganiseerd met de directoraten-generaal visserij en milieu en haar wetenschappelijk, technisch en economisch comité voor de visserij om de status quaestionis op te maken van de wetenschappelijke beoordelingselementen en een oplossing uit te werken voor het probleem.

- Wat zijn de resultaten van deze bijeenkomst?

- In het antwoord van de Commissie van 24 juli 2000 op vraag E-2105/00(3) staat dat het Commissielid dat bevoegd is voor visserij het voornemen te kennen (heeft) gegeven voorrang te geven aan het verdere onderzoek op dit gebied en na te gaan welke maatregelen in de onmiddellijke toekomst kunnen worden genomen.

- Welke resultaten heeft het onderzoek sinds 24 juli 2000 opgeleverd?

(1) PB C 134 E van 6.6.2002, blz. 239.

(2) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(3) PB C 89 E van 20.3.2001, blz. 150.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(7 mei 2002)

Krachtens de verplichtingen van artikel 17, lid 1, van de habitatrichtlijn, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, dienen de lidstaten na afloop van de in artikel 23 bedoelde periode om de zes jaar een verslag op te stellen over de toepassing van de in het kader van deze richtlijn genomen maatregelen. De verslagen die nog moeten worden ingediend hebben betrekking op de eerste periode van de tenuitvoerlegging van de richtlijn (1994-2000). In het habitatcomité heeft de Commissie de afgevaardigden van de lidstaten er verscheidene malen aan herinnerd dat zij hun nationale verslagen zo spoedig mogelijk moeten indienen.

De Commissie heeft de verslagen van België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Ierland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk reeds ontvangen. Zij overweegt nu maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de lidstaten die hun verslagen nog niet hebben ingediend, zo spoedig mogelijk aan hun verplichtingen terzake voldoen.

Mocht de analyse van deze gegevens echter tot de conclusie leiden dat de communautaire wetgeving ter bescherming van walvisachtigen niet is nageleefd, dan zal de Commissie overwegen om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de nationale verplichtingen naar behoren worden nagekomen.

Ondanks deze specifieke nationale kwesties is de Commissie er zich in toenemende mate van bewust dat de pogingen die gedaan zijn om de habitatrichtlijn in nationale wetgeving om te zetten in dit opzicht onvoldoende zouden kunnen zijn. Het is dan ook mogelijk dat er andere communautaire initiatieven noodzakelijk zijn, zoals een algehele inkrimping van de visserij om de druk op het gehele maritieme milieu te verminderen, alsmede meer gerichte maatregelen ter voorkoming van belangrijke effecten op sommige soorten zoals walvisachtigen.

In december 2001 heeft de Commissie een vergadering georganiseerd van een subgroep van haar Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) ten einde de de Commissie een wetenschappelijke en technische grondslag te bieden voor het nemen van maatregelen om bijvangsten van walvisachtigen tegen te gaan. Het verslag van de vergadering moet nog per briefwisseling worden afgerond en wordt zodra het voltooid is aan het Parlement toegezonden.

De resultaten van de studie zijn door de desbetreffende wetenschappelijke instanties, met name door het WTECV en de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) geëvalueerd en bijeengebracht. De rapporten van het WTECV worden regelmatig aan het Europees Parlement toegezonden en de rapporten van de ICES zijn openbaar toegankelijk via het internet. In het begin van de zomer worden een nieuw rapport van de ICES en een uitgebreid rapport van het WTECV verwacht. Deze zullen de meest actuele bronnen van informatie vormen over het probleem van de visserij en de walvisachtigen.

Op deze gronden kunnen maatregelen zoals de bovengenoemde worden opgesteld en voorgelegd worden ter vaststelling aan de Raad.