Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0663/02 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Steun aan Oost-Timor.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0663/02 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Steun aan Oost-Timor.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0663/02

van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie

(1 maart 2002)

Betreft: Steun aan Oost-Timor

Volgens berichten in de pers (LUSA, 20 februari) heeft een woordvoerder van de Commissie bevestigd dat:

1. Oost-Timor tussen 1999 en 2002 137,5 miljoen euro uit de Gemeenschapsbegroting heeft ontvangen.

2. Dit bedrag veel hoger ligt dan het bedrag dat per inwoner aan andere landen van Azië, zoals India, wordt gegeven.

3. De Commissie het steunbedrag aan Oost-Timor tot 7 miljoen euro wil verlagen.

Uit een recent rapport van de Wereldbank blijkt echter dat Oost-Timor tussen 1999 en juni 2001 118 miljoen USD van de gehele internationale gemeenschap heeft ontvangen, waarvan slechts 15,9 miljoen USD van de Unie afkomstig was, die overigens als de grootste wanbetaler onder de diverse donorlanden werd bestempeld.

De verklaring van de Commissie komt er dus op neer dat de Europese Unie in zeven maanden tijd bijna 103 miljoen USD heeft geschonken, terwijl zij in de achttien maanden daarvoor nauwelijks 15,9 miljoen USD aan Oost-Timor heeft gegeven.

Kan de Commissie haar beweringen aan de hand van de Gemeenschapsbegroting onderbouwen?

Is de Commissie overigens niet van mening dat het demagogisch is communautaire steunbedragen per hoofd van de bevolking te vergelijken tussen India, de grootste democratie van de wereld, een land dat al decennia onafhankelijk is en een miljard inwoners telt, en een klein eiland, wiens onafhankelijkheid nog maar net is uitgeroepen?

Kan de Commissie ons nog een ander voorbeeld geven van een Commissievoorstel om goedgekeurde kredieten met 75 % te verlagen, zoals zij in het geval Oost-Timor van plan is?

Gecombineerd Antwoordvan de heer Patten namens de Commissieop de schritftelijke vragen P-0663/02 en E-0672/02

(3 april 2002)

De Commissie maakt dankbaar gebruik van de mogelijkheid om duidelijkheid te scheppen betreffende de EG-bijstand aan Oost-Timor, met name in het licht van, overigens niet door de Commissie aangemoedigde, persberichten, die soms misleidend waren. In de periode van augustus 1999 tot eind 2002 heeft de Commissie inderdaad ruim 137,5 miljoen euro aan subsidies verstrekt

voor Oost-Timor. Ruim 51 miljoen euro aan noodhulp en voedselhulp is verstrekt en vrijwel volledig uitbetaald. 10 miljoen euro is verstrekt aan UNTAET, het VN-overgangsbestuur van Oost-Timor vóór de onafhankelijkheid. Ruim 56 miljoen euro is toegezegd voor het door de Wereldbank beheerde trustfonds voor de wederopbouw van Oost-Timor (TFET), waarvan 80 % al is uitbetaald aan het TFET. 3,5 miljoen euro is verstrekt voor lopende verkiezingsbijstand en technische bijstand. Verder is in 2002 17 miljoen euro beschikbaar voor ontwikkelingsprojecten. Deze cijfers sluiten niet het bedrag van 6 miljoen euro in voor uit West-Timor terugkerende Oost-Timorese vluchtelingen.

Het geachte parlementslid stelt terecht vragen over de effectieve uitbetaling en implementatie van dergelijke grote bedragen. Bij de toewijzing van toekomstige middelen en de implementatie van beschikbare vastleggingen moet rekening worden gehouden met de beperkte capaciteit van Oost-Timor om verdere grote financiële bedragen daadwerkelijk op te nemen. De Commissie is ervan op de hoogte dat, volgens rapporten van de Wereldbank, van de 167 miljoen USD die het TFET was toegezegd voor wederopbouw en rehabilitatie, circa 90 miljoen USD in de jaren 2002-2003-2004 nog moet worden uitbetaald uit het TFET, terwijl de Commissie en andere donoren de middelen ruim op tijd hebben gestort. In februari 2002 had het TFET 155 miljoen USD ontvangen, gestort door alle donoren. Gezien deze saldi in 2003 en 2004, zal Oost-Timor nog tot 2004 blijven profiteren van aanzienlijke uitbetalingen uit het TFET. In dat jaar zullen de eigen olie-inkomsten van het land flink op gang komen.

De Commissie is het met het geachte parlementslid eens dat er gegronde budgettaire redenen moeten zijn voor toekomstige toewijzingen aan Oost-Timor, met name als het risico bestaat dat die niet worden besteed in de betrokken periode. Dit is met name van belang gezien de zeer beperkte omvang van de communautaire hulp voor Azië, vergeleken met de behoeften van ruim 800 miljoen Aziaten die nog steeds moeten zien rond te komen met minder dan 1 USD per dag. De behoeften van Oost-Timor moeten worden afgezet tegen die van talloze andere arme landen, waarvan er sommige, zoals Afghanistan, eveneens in moeilijke noodsituaties verkeren en de wederopbouw moeten bekostigen, net als Oost-Timor in 1999-2002.

Maar de Commissie erkent de bijzondere situatie waarin Oost-Timor verkeert en dit is dan ook af te lezen aan de ontwerpversie van het nationaal strategisch document, waarover momenteel overleg plaatsvindt met de lidstaten. De Commissie heeft 10 miljoen eurogeprogrammeerd als indicatieve toewijzing voor 2003 en 8 miljoen euro voor 2004. Deze bedragen komen in het geval van Oost-Timor neer op een ruime toewijzing per inwoner (12,5 EUR in 2003 en 10 EUR in 2004). Andere landen die even arm zijn als Oost-Timor of nog armer, krijgen aanzienlijk minder per inwoner (dit is bijvoorbeeld het geval voor Vietnam, Laos, Cambodja en Nepal). En dit terwijl geen van deze andere landen beschikt over de aanzienlijke offshore olie-inkomsten waarover Oost-Timor vanaf 2004 hoopt te beschikken.

Tenslotte stelt het geachte parlementslid nog een vraag over de voor 2003 geplande forse verlaging van de hulp. De ongebruikelijke verlaging is in overeenstemming met de buitengewoon hoge budgettaire toewijzingen van de Gemeenschap voor Oost-Timor in de periode 1999-2002. Er zijn geen andere landen in Azië die in deze mate en zo consequent middelen hebben ontvangen als reactie op een crisis, en derhalve is er ook geen vergelijkingsmateriaal.