Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1004/02 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Raad. Nakoming van de aan vrouwen gedane toezeggingen inzake het wederopbouwproces van Afghanistan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1004/02 van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Raad. Nakoming van de aan vrouwen gedane toezeggingen inzake het wederopbouwproces van Afghanistan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1004/02

van María Valenciano Martínez-Orozco (PSE) aan de Raad

(12 april 2002)

Betreft: Nakoming van de aan vrouwen gedane toezeggingen inzake het wederopbouwproces van Afghanistan

Gezien het feit dat het Europees Parlement op 13 december 2001 heeft verlangd dat de verlening van internationale hulp voor de wederopbouw van Afghanistan afhankelijk wordt gesteld van de deelneming van vrouwen aan het besluitvormingsproces en aan het bepalen van de bestemming van de hulp, en dat bovendien het Parlement aan de donorlanden en in het bijzonder aan de EU heeft gevraagd dat 25 tot 30 % van de economische steun die voor de wederopbouw van Afghanistan wordt bestemd, rechtstreeks naar de Afghaanse vrouwen gaat:

Is de Raad voornemens toe te zien op deze toezeggingen in verband met de vrouwen en de toewijzing van economische hulp uit de Europese Unie?

Denkt de Raad de suggestie van het Europees Parlement bij te treden dat de Verenigde Naties als rapporteur voor het gelijkekansenbeleid een vrouw moeten benoemen, wier taak het is toe te zien op de naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot vrouwen gedurende het overgangs- en wederopbouwproces van Afghanistan?

Antwoord

(30 september 2002)

1. De Raad steunt ten volle het streven om de rol van de Afghaanse vrouwen in de samenleving in het algemeen, en hun deelname aan het politieke besluitvormingsproces in het bijzonder, te bevorderen. De Raad heeft ook al meermaals benadrukt dat hulp van de EU voor de wederopbouw afhangt van de voorwaarde dat alle Afghaanse partijen een positieve bijdrage leveren aan het proces en de doelstellingen die in het vredesakkoord van Bonn zijn overeengekomen. De Raad zal derhalve de opeenvolgende Afghaanse regeringen blijven aansporen om uitvoering te geven aan de algemeen aanvaarde beginselen die zijn neergelegd in internationale instrumenten waarbij Afghanistan partij is, waaronder eerbiediging van de mensenrechten zonder discriminatie op grond van geslacht, godsdienst of etnische afkomst.

2. In zijn recentste conclusies betreffende Afghanistan, aangenomen op 15 april 2002, heeft de Raad uitdrukkelijk het volgende gesteld:

13. De EU is van oordeel dat de Afghaanse vrouwen alle mensenrechten moeten genieten en in dezelfde mate als mannen toegang dienen te krijgen tot gezondheidszorg,

onderwijs en werkgelegenheid, de kans moeten krijgen op voet van gelijkheid deel te nemen aan het politiek en maatschappelijk leven van hun land en een centrale rol bij de wederopbouw van Afghanistan moeten kunnen spelen. Derhalve zal de EU kiezen voor een genderbewuste aanpak van haar activiteiten, inclusief ontwikkelingshulp.

3. De Raad zal trachten ervoor te zorgen dat een aanzienlijk deel van de internationale hulp voor de wederopbouw rechtstreeks naar de Afghaanse vrouwen gaat. In hun hoedanigheid van medevoorzitter van de Stuurgroep voor de wederopbouw van Afghanistan zullen het voorzitterschap en de Commissie bevorderen dat deze toezeggingen worden nagekomen en de gang van zaken volgen.

4. De Raad heeft zich niet gebogen over de suggestie van het Europees Parlement dat de VN als rapporteur voor het gelijkekansenbeleid in Afghanistan een vrouw moeten benoemen, maar zal dit in overweging nemen wanneer het aan de orde is.