SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1141/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad. Huisuitzettingen, dakloosheid en bevordering van etnische tegenstellingen als gevolg van externe bemoeienis in de beide deelrepublieken van Bosnië-Herzegovina.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1141/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad. Huisuitzettingen, dakloosheid en bevordering van etnische tegenstellingen als gevolg van externe bemoeienis in de beide deelrepublieken van Bosnië-Herzegovina.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1141/02
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad
(22 april 2002)
Betreft: Huisuitzettingen, dakloosheid en bevordering van etnische tegenstellingen als gevolg van externe bemoeienis in de beide deelrepublieken van Bosnië-Herzegovina
1. Kan de Raad bevestigen dat in 2002 in zowel de Servische als de Moslim-Kroatische deelstaat van de republiek Bosnië-Herzegovina een actief huisuitzettingsbeleid van start is gegaan, waardoor mensen hun woningen op korte termijn moeten verlaten als zij niet kunnen aantonen dat zij de wettige eigenaar zijn, en dat dit beleid vooral mensen treft die na het verlies of het noodgedwongen verlaten van hun oude woning in gebieden waar hun bevolkingsgroep een minderheid vormde een veiliger onderdak hebben gevonden in op dat moment leegstaande woningen in gebieden waar hun bevolkingsgroep een meerderheid vormt?
2. Kan de Raad tevens bevestigen dat deze uitzettingen zelfs plaatsvinden indien ze tot gevolg hebben dat het ontruimde huis daarna blijft leegstaan omdat de oorspronkelijke bewoners voor zover zij de oorlog overleefd hebben thans liever blijven wonen in gebieden waar zij zich veiliger voelen omdat hun etnische groep daar niet in een minderheidspositie verkeert?
3. Met hoeveel mensen zou het huidige aantal van 450 000 binnenlandse vluchtelingen in Bosnië en Herzegovina stijgen indien dit huisuitzettingsbeleid consequent wordt doorgevoerd voor elke daarvoor in aanmerking komende woning?
4. In hoeverre wordt de verantwoordelijkheid voor dit door de betrokken inwoners uit alle etnische groepen gehate beleid van gedwongen omgekeerde etnische zuivering, waardoor opnieuw mensen mede op grond van hun etnische achtergrond in de ellende worden gestort en een voedingsbodem wordt gecreëerd voor verbittering tegen mensen die afkomstig zijn uit andere bevolkingsgroepen, mede gedragen door instanties die zich van buitenaf bemoeien met de gang van zaken in dit land, waaronder de Europese Unie?
5. Ziet de Raad mogelijkheden om te bevorderen dat de eigendomsrechten op een voor ieder aanvaardbare wijze worden geregeld door overleg, vrijwillige verkoop en ruil van eigendommen, zodat zo veel mogelijk mensen in rust kunnen blijven wonen op de plek die thans hun voorkeur heeft?
6. Door welke verdere initiatieven denkt de Raad nieuwe problemen van dakloosheid, vluchtelingenstromen en etnische tegenstellingen te helpen voorkómen?
Bron: TV Nederland 3, actualiteitenrubriek Nova, 5.4.2002.
Antwoord
(30 september 2002)
De Raad beschikt niet over informatie die erop wijst dat in de beide deelrepublieken van de republiek Bosnië en Herzegovina een actief huisuitzettingsbeleid is gevoerd. Niettemin waardeert de Raad de belangstelling van het Geachte Lid voor kwesties betreffende de terugkeer van vluchtelingen.
Bijlage 7 van de in Dayton geparafeerde en in Parijs ondertekende algemene raamwerkovereenkomst handelt over vluchtelingen en ontheemden. De ondertekenaars, te weten de confligerende partijen, zijn daarin overeengekomen dat alle vluchtelingen en ontheemden het recht hebben vrijelijk naar hun oude huis terug te keren, en recht hebben op restitutie van bezittingen die hen tijdens de vijandelijkheden sedert 1991 zijn ontnomen of op compensatie voor bezittingen die hun niet konden of kunnen worden teruggegeven. De partijen hebben daarbij gestipuleerd dat de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden een belangrijke doelstelling is in het kader van de regeling van het conflict in Bosnië en Herzegovina.
De EU deelt die opvatting en heeft bij herhaling, de laatste keer op de Raadszitting van 15 april, verklaard veel belang te hechten aan het recht op terugkeer. Elk ander beleid zou in feite alleen maar leiden tot consolidatie van de resultaten van de etnische zuivering die tijdens de oorlog op gang is gebracht. Mensen die een woning moeten verlaten die hun niet toebehoort, zullen waarschijnlijk verontwaardigd zijn, maar mensen die nog steeds geen toegang hebben tot onroerend goed dat hen bij de zuiveringen tijdens de oorlog afhandig is gemaakt, zijn beslist nog veel meer verbitterd.
Deze kwesties worden in de internationale gemeenschap aangepakt door de Reconstruction and Return Task Force (RRTF), die onder leiding staat van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR). Deze in 1997 opgerichte overkoepelende instantie is samengesteld uit het OHR, het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR), de Europese Commissie, het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO), de regeringen van Duitsland, van de Verenigde Staten en van Nederland, de Wereldbank, de United Nations Mission to Bosnia and Herzegovina (UNMIBH) en de Internationale Politiemacht (IPTF) van de UNMIBH, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), de Internationale Stuurgroep (IMG), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), de Commission for Real Property Claims of Displaced Persons and Refugees (CRPC) en de Multinationale Stabilisatiemacht (SFOR). De Raad is dus geen lid van deze instantie.
Hoewel de Raad geen deel uitmaakt van de RRTF, zal hij toch proberen de vragen van het Geachte Lid naar zijn beste vermogen te beantwoorden.
Sedert de invoering van de eigendomswetten in 1998 zijn alle personen die verblijf houden in woningen die toebehoren aan en teruggevorderd worden door ontheemden en vluchtelingen, verplicht die woningen binnen de bepaalde termijnen te ontruimen. Deze termijnen zijn afhankelijk van de status van de huidige bewoner en variëren van 90 dagen (afhankelijk van de sociale situatie van de bewoner soms gecombineerd met het recht op vervangende huisvesting door de gemeentelijke overheid) tot 15 dagen (voor personen die de woning op illegale wijze gebruikten en/of zelf voor hun huisvesting kunnen zorgen). Volgens het OHR kan de overgrote meerderheid van de personen aan wie is gevraagd een woning te ontruimen die hun niet toebehoort, in zijn eigen huisvesting voorzien (omdat zij zelf een woning bezitten, hun familie er een bezit of omdat zij over voldoende inkomsten beschikken om er een te huren).
De plaatselijke autoriteiten, die niet per se enthousiast waren om metterdaad verandering te brengen in de door de oorlog ontstane toestand, hebben de wetgeving niet steeds correct toegepast. De Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina, W. Petritsch, heeft de eigendomswetten in december 2001 gewijzigd door de criteria aan te scherpen, zodat het voor de autoriteiten moeilijker wordt om het administratieve proces te manipuleren of te hinderen.
Doel van de eigendomswetten is alle eisers de mogelijkheid te bieden hun woningen weer in bezit te nemen door een einde te maken aan de grootschalige onteigeningen die tijdens de oorlog zijn doorgedrukt. Ingeval de oorspronkelijke eigenaars verkiezen niet naar hun woning terug te keren, kunnen zij die verkopen of verhuren. Aan de Raad is nog geen informatie voorgelegd waaruit blijkt dat deze wetgeving heeft geleid tot de situatie die het Geachte Lid in zijn vraag beschrijft.
De toepassing van de eigendomswetten is de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen omdat dit proces op lokaal niveau nu meer wordt aanvaard en ondersteund. De EU verheugt zich hierover. In tegenstelling tot hetgeen het Geachte Lid beweert, zal dit beleid evenwel niet leiden tot een toename van het huidige aantal van 450 000 ontheemden aangezien de personen die een huis bewonen dat door anderen wordt teruggevorderd, reeds in dat cijfer zijn inbegrepen.
De Reconstruction and Return Task Force werkt niet alleen aan de teruggave van woningen maar streeft er ook naar de teruggekeerde personen toegang te verschaffen tot alle prestaties en diensten die nodig zijn voor een normale reïntegratie in de maatschappij: gezondheidszorg, pensioen, behoorlijke onderwijs, kansen op bezoldigd werk, enz. Voor nadere gegevens zou het Geachte Lid zijn vraag rechtstreeks aan deze instantie moeten richten.