Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1195/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Gevolgen van invoering van de euro: Stijging van consumptie en van tekorten op banksaldo's van individuele rekeninghouders.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1195/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Gevolgen van invoering van de euro: Stijging van consumptie en van tekorten op banksaldo's van individuele rekeninghouders.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1195/02

van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie

(26 april 2002)

Betreft: Gevolgen van invoering van de euro: Stijging van consumptie en van tekorten op banksaldo's van individuele rekeninghouders

1. Is het de Commissie bekend dat in Nederland blijkt, dat veel consumenten sinds de invoering van de euro belangrijk meer geld zijn gaan uitgeven en daardoor meer risico lopen van te hoge uitgaven in verhouding tot hun inkomen en tekorten op hun bankrekening, niet alleen als gevolg van de sindsdien opgetreden prijsverhogingen, maar ook omdat de prijzen door de hogere waarde van de euro belangrijk lager lijken dan in het recente verleden?

2. Treedt dit verschijnsel in gelijke mate op in het consumentengedrag in elk van de twaalf EMU-staten of zijn er opvallende verschillen zichtbaar, met name tussen de categorie staten waar de oude muntsoort minder dan tien eurocent of zelfs minder dan een eurocent waard was (Oostenrijk, België, Luxemburg, Spanje, Portugal, Griekenland, Italië), de categorie waar de euro zeven tot twee keer zoveel waard is als de oude munteenheid (Frankrijk, Finland, Nederland, Duitsland) en Ierland waar de oude geldeenheid een belangrijk hogere waarde had dan de huidige euro?

3. Welke maatregelen zijn tot nu toe genomen om de consumenten voor te lichten over de nieuwe gevaren op het gebied van overbesteding die hen bedreigen? Worden deze maatregelen uitsluitend op het niveau van de lidstaten voorbereid en doorgevoerd of heeft ook de Commissie of de Europese Centrale Bank dergelijke maatregelen voorbereid?

4. Welke aanvullende maatregelen acht de Commissie nodig om gedurende de rest van het jaar 2002 te bewerkstelligen, dat de mensen een reëel beeld krijgen van de koopkracht die zij hebben na de invoering van de euro?

5. Wordt over dit onderwerp door de Commissie overleg gevoerd met lidstaten waarvan de regeringen overwegen om in de toekomst de euro in te voeren, en eventueel met kandidaat-lidstaten die zich verplichten om hetzelfde te doen? Welke lessen worden daarbij getrokken uit de problemen die zijn opgetreden bij de invoering in twaalf lidstaten?

Antwoord van de heer Solbes Mira namens de Commissie

(19 juni 2002)

1., 2., 3. en 4. De Commissie heeft nog geen statistische gegevens over eventuele hogere schulden in verband met de omschakeling op de chartale euro. Zij merkt evenwel op dat het feit dat de prijzen in de eerste maanden van 2002 bijna overal dubbel werden aangeduid, de kans op een verkeerde inschatting van de hoogte van de prijzen door kwetsbare gezinshuishoudingen verkleint. In haar aanbeveling van 11 oktober 2000(1) had zij er ook voor gepleit de prijzen reeds vanaf het begin van het derde kwartaal van 2001 dubbel aan te duiden, met het bedrag in euro in grotere letters dan het bedrag in de nationale munteenheid, om de consument geleidelijk aan de nieuwe waardeschaal te wennen.

De door Eurostat verspreide cijfers over de ontwikkeling van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen in de deelnemende landen die voor de consument een belangrijke indicator voor de beoordeling van de ontwikkeling van zijn koopkracht vormen ontkrachten trouwens de stelling dat de prijzen algemeen gestegen zouden zijn in verband met de invoering van de chartale euro, want het euro-effect wordt geraamd op 0 tot 0,16 punt (ten opzichte van het vorige kwartaal).

5. De maatregelen ter informatie van de consument die in de toekomstige deelnemende landen moeten worden genomen, zullen met deze landen worden besproken zodra op politiek niveau wordt besloten dat zij de euro zullen invoeren.

(1) Aanbeveling van de Commissie van 11 oktober 2000 over de middelen ter vergemakkelijking van de voorbereiding van de economische actoren op de overgang naar de euro PB C 303 van 24.10.2000.