Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1278/02 van Toine Manders (ELDR) aan de Commissie. Evaluatie Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1278/02 van Toine Manders (ELDR) aan de Commissie. Evaluatie Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1278/02

van Toine Manders (ELDR) aan de Commissie

(6 mei 2002)

Betreft: Evaluatie Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn

Volgens MKB-Nederland en brancheorganisaties worden tenminste duizend recreatiebedrijven in het Nederlandse buitengebied direct in hun voortbestaan bedreigd. De werkgelegenheid van bijna tienduizend mensen staat hierbij op het spel. Het zijn vooral stringente planologische maatregelen en het natuurbeleid van de Nederlandse overheid die het ondernemen in de recreatieve sector praktisch vleugellam maken.

Met name in gebieden die vallen onder de Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn worden recreatiemogelijkheden verder belemmerd of zelfs onmogelijk gemaakt. In de loop der jaren is aan de Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn namelijk diverse regelgeving geplakt met als gevolg dat het destijds beoogde effect wordt overschaduwd door onbedoelde en ongewenste belemmeringen voor reeds bestaande recreatieve en toeristische activiteiten.

De huidige ontwikkelingen in Nederland op het gebied van de landinrichting en het natuurbeleid druisen hierdoor in tegen Europese initiatieven en richtsnoeren op het gebied van toerisme, recreatie, sociale cohesie en revitalisering van het platteland, zoals het Subsidieprogramma voor het platteland in het kader van doelstelling 2 en de centrale economische rol die door de Europese Commissie aan de toeristische sector wordt toegedicht, getuige COM(2001) 665 def.

1. Is de Commissie bekend met bovenomschreven situatie?

2. Is de Commissie bereid de implementatie van de Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn in Nederland te evalueren op ongewenste en onbedoelde negatieve neveneffecten, opdat de recreatieve sector zich in harmonieus samengaan met de natuur verder kan ontplooien?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(20 juni 2002)

De Commissie is zich ervan bewust dat bij verschillende economische sectoren de verwachting leeft dat de aanwijzing van Natura 2000-gebieden van invloed zal zijn op hun activiteiten.

Het beheer in en rond de gebieden van het Natura 2000-netwerk wordt niet in detail beschreven door de natuurbeschermingsrichtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(1) (de Vogelrichtlijn) en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna(2) (de Habitatrichtlijn). Het is de taak van de lidstaten om te beslissen over de meest geschikte maatregelen voor het beheer van deze gebieden, terwijl zij tegelijkertijd zorg moeten dragen voor het behoud van de natuur.

In Natura 2000 moet toegestaan worden dat het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengaat met het behoud van de natuur. Op basis van de EG-richtlijnen kan geen volledig verbod op toerisme in de aangewezen gebieden worden gerechtvaardigd. Van geval tot geval dient te worden beoordeeld of activiteiten die Natura 2000-gebieden zouden kunnen aantasten, verenigbaar zijn met de instandhoudingsdoelstellingen.

De lidstaten hebben de bevoegdheid om strengere algemene milieuvoorschriften op te stellen en instandhoudingsmaatregelen vast te stellen dan bepaald in de EG-richtlijnen, wat het geval kan zijn als bestaande natuurgebieden in Natura 2000 worden opgenomen.

In het licht van het subsidiariteitsbeginsel is de Commissie van mening dat het niet terecht zou zijn, van de lidstaten de door het geachte parlementslid bedoelde evaluatie te verlangen. De Commissie is immers niet gemachtigd de beslissingsbevoegdheid van de lidstaten inzake de beheersmaatregelen voor Natura 2000 te begrenzen.

(1) PB L 103 van 25.4.1979.

(2) PB L 206 van 22.7.1992.