Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1326/02 van Earl of Stockton (PPE-DE) aan de Commissie. Europees aanhoudingsbevel.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1326/02 van Earl of Stockton (PPE-DE) aan de Commissie. Europees aanhoudingsbevel.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1326/02

van Earl of Stockton (PPE-DE) aan de Commissie

(2 mei 2002)

Betreft: Europees aanhoudingsbevel

Is de Commissie van mening dat de voorstellen voor een Europees aanhoudingsbevel in hun huidige vorm niet van toepassing zijn op een handeling in een lidstaat welke niet strijdig is met de wet in deze lidstaat?

Kan de Commissie bevestigen dat indien een dergelijke handeling in een andere lidstaat illegaal zou zijn, deze lidstaat niet het recht zal hebben om het Europees aanhoudingsbevel in te roepen om de uitlevering te vragen van eender welke persoon die bij deze handeling is betrokken?

Is de Commissie van oordeel dat materiaal dat op het internet is ingevoerd in een lidstaat of dat via internationale post naar het buitenland gestuurd, een handeling is die zich uitsluitend in deze lidstaat voordoet?

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(6 juni 2002)

Het kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel, dat nog officieel door de Raad moet worden vastgesteld, is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van gerechtelijke beslissingen. Dit betekent dat de beslissing van de gerechtelijke autoriteit van de ene lidstaat om de aanhouding en overlevering van een persoon te verzoeken in de andere lidstaat moet worden erkend en uitgevoerd.

Om doeltreffend te kunnen zijn moet wederzijdse erkenning de reikwijdte van het beginsel van dubbele strafbaarstelling beperken, dat ten aanzien van uitwijzing een lidstaat toestaat een persoon niet over te leveren voor handelingen die op het eigen grondgebied niet als strafbaar worden beschouwd.

In het kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel(1) is het beginsel van dubbele strafbaarstelling opgeheven voor een lijst van 32 categorieën strafbare feiten, wanneer deze strafbare feiten krachtens het recht van de verzoekende lidstaat worden bestraft met een gevangenisstraf van ten minste drie jaar. Dit betekent dat de uitvoerende gerechtelijke autoriteit, wanneer een handeling krachtens het recht van de verzoekende lidstaat onder een van deze 32 soorten gedragingen valt en met een gevangenisstraf van ten minste drie jaar wordt bestraft, niet nagaat of de handeling ook krachtens haar nationale recht strafbaar is.

Wanneer het strafbare feit niet in de lijst staat of in de verzoekende lidstaat niet met een gevangenisstraf van ten minste drie jaar wordt bestraft, kan de uitvoerende gerechtelijke instantie weigeren de persoon over te leveren als de handelingen die aanleiding hebben gegeven tot het Europees arrestatiebevel krachtens haar eigen nationale recht niet als strafbaar feit wordt beschouwd (artikel 4, lid 1). Desalniettemin moet de dubbele strafbaarstelling voorzichtig worden beoordeeld. De uitvoerende instantie dient te beoordelen of de handelingen krachtens haar eigen nationale recht strafbaar zijn, maar dient er geen rekening mee te houden of de definitie van de strafbare feiten exact hetzelfde is (deze kan op sommige onderdelen verschillen) en of de strafmaat vergelijkbaar is. Op dit punt verschilt het Europees arrestatiebevel van de vroegere uitleveringsprocedure, omdat de eis van een minimale straf in de uitvoerende lidstaat verdwenen is.

De gerechtelijke instantie kan alleen een Europees arrestatiebevel voor de uitvoering van een strafrechtelijke vervolging uitvaardigen als zij krachtens haar eigen nationale recht rechtsmacht over het strafbare feit heeft en de handelingen worden beschouwd als strafbare feiten die met een gevangenisstraf van ten minste één jaar worden bestraft. Uiteraard kan de gerechtelijke instantie van een lidstaat geen Europees arrestatiebevel uitvaardigen voor een handeling die wel door het recht van een andere lidstaat maar niet door haar eigen recht als strafbaar feit wordt beschouwd.

In de context van de plaatsing van illegaal materiaal op het internet moet momenteel aan de hand van het nationale recht van de lidstaten worden bepaald of dit binnen hun rechtsmacht valt. Eurojust kan helpen bij de coördinatie van onderzoek en vervolging waarbij meer dan een lidstaat betrokken is.

Tijdens de bespreking van het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie(2) in de Raad heeft de Commissie getracht ervoor te zorgen dat de minimale regels inzake rechtsmacht ervoor zorgen dat ten minste één lidstaat altijd rechtsmacht heeft voor de vervolging van kinderpornografie op het internet waarbij het materiaal vanaf of naar het grondgebied van een lidstaat is verzonden. De Commissie heeft dezelfde aanpak gevolgd bij haar voorstel voor een kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat(3). De Commissie heeft in deze instrumenten niet voorgesteld dat dergelijke gedrag moet worden beschouwd als een handeling in uitsluitend één specifieke lidstaat. Overigens zal het uitvaardigen van exclusieve rechtsmachtregels later dit jaar aan de orde komen in de mededeling van de Commissie over rechtsmacht in de context van de wederzijdse erkenning van gerechtelijke besluiten in strafrechtelijke aangelegenheden.

Er dient te worden opgemerkt dat de analyse van rechtsmachtaspecten in dit antwoord uitsluitend van toepassing is in de context van het Europees arrestatiebevel en dat de situatie in civielrechtelijke aangelegenheden anders ligt.

(1) Gebaseerd op het voorstel van de Commissie, gepubliceerd in PB C 332 E van 27.11.2001.

(2) PB C 62 E van 27.2.2001.

(3) PB C 75 E van 26.3.2002.