SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1533/02 van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie. Wet tegen tweetaligheid in Hessen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1533/02 van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie. Wet tegen tweetaligheid in Hessen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1533/02
van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie
(3 juni 2002)
Betreft: Wet tegen tweetaligheid in Hessen
Gezien de volgende feiten:
- In de Duitse deelstaat Hessen is een wet van kracht ter garantie van de onderwijskwaliteit. Deze is op 17 juni 1992 aangenomen door de regering van SPD en Groenen en heeft sindsdien tweetaligheid bevorderd.
- Onlangs is een nieuwe wet voorgesteld die buitenlandse kinderen in feite het recht ontneemt vast te houden aan hun moedertaal en die tweetaligheid niet als een belangrijke, waardevolle troef beschouwt.
- Hoewel gezaghebbende studies het belang aantonen van het vasthouden aan de eigen cultuur en moedertaal voor iemands persoonlijke ontwikkeling en integratie, wil de regering van Hessen dat de landen van herkomst de kosten hiervoor op zich nemen. Dit betekent een uiterst zware financiële en organisatorische verplichting voor de consulaire vertegenwoordigingen, prestigeverlies voor de taal en een zwakkere rechtspositie in het kader van het onderwijs.
- Minister-president Koch verklaarde op het door de regering georganiseerde congres op 26 november 2001 in Wiesbaden over de integratie van en kansen voor migranten in Hessen: Dit is Duitsland. Hier bestaat slechts één taal, het Duits. Buitenlandse families kunnen thuis een taal naar keuze spreken, maar op straat en op school wordt enkel Duits gesproken. Dit is de enige weg naar integratie.
- De nieuwe wet zal toch voor ernstige problemen zorgen: omdat het Duits aangeleerd moet worden alvorens de buitenlandse kinderen naar school kunnen gaan, worden hun ouders verantwoordelijk gesteld indien de kinderen de taal niet machtig zijn. Maar immigrantengezinnen hebben vaak niet het geld om taalcursussen te betalen.
- Bovendien is dit wetsontwerp in strijd met de Europese richtlijn 77/486/EEG van 7 juli 1977, met het Handvest van de grondrechten en met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Kan de Commissie op elke geoorloofde manier verhinderen dat deze wet, die duidelijk in strijd is met de Europese wetgeving en met de Duitse grondwet, aangenomen wordt zodat er geen langdurig juridisch en politiek geschil ontstaat?
Antwoord van mevrouw Reding namens de Commissie
(23 juli 2002)
De Commissie heeft er bij herhaling op gewezen dat de kennis van talen een verrijkende factor is, zowel voor elk individu als voor de Europese maatschappij in haar geheel.
Zoals reeds eerder is verklaard in het antwoord op schriftelijke vraag E-1336/02(1) van het geachte parlementslid, is de Commissie goed op de hoogte van de problemen die verband houden met het onderwijs van gastarbeiderskinderen en streeft zij er actief naar deze problemen in samenwerking met de lidstaten aan te pakken.
Met betrekking tot het wetsontwerp in de Duitse deelstaat Hessen waaraan het geachte parlementslid refereert, wijst de Commissie erop dat zij geen uitspraak wenst te doen over wetsontwerpen die nog niet zijn goedgekeurd en die nog geen rechtskracht bezitten.
In dit verband herinnert de Commissie voorts aan de bepalingen van artikel 149, lid 1, van het EG-Verdrag:
De Gemeenschap draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid.
(1) PB C 277 E van 14.11.2002, blz. 189.