Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1605/02 van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie. Jim Currie en hervorming van het Statuut van de ambtenaren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1605/02 van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie. Jim Currie en hervorming van het Statuut van de ambtenaren.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1605/02

van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie

(5 juni 2002)

Betreft: Jim Currie en hervorming van het Statuut van de ambtenaren

1. Welke eisen heeft de Commissie gesteld aan de heer Currie, voormalig directeur-generaal van het DG milieu, opdat hij de functie van lid van de Raad van toezicht bij British Nuclear Fuels Ltd kan opnemen?

2. Op welke manier verschillen deze van de eisen die in het verleden in gelijkaardige omstandigheden aan voormalige ambtenaren van de Commissie gesteld werden?

3. Hoe zullen de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de hervorming van het Statuut van de ambtenaren ervoor zorgen dat de Commissie het risico op belangenconflicten kan beperken en dat haar onafhankelijkheidspositie niet in het gedrang komt wanneer haar huidige of voormalige personeelsleden elders een functie bekleden?

4. Is de Commissie voornemens bijkomende voorstellen te doen zodat het Statuut van de ambtenaren deze problemen kan ondervangen?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(7 augustus 2002)

1. De Commissie zou het geachte parlementslid willen verwijzen naar de antwoorden op zijn schriftelijke vraag E-1466/02(1) en op schriftelijke vraag E-1708/02 van mevrouw Ahern(2).

2. Gezien het specifieke karakter van elk verzoek worden de aanvragen tot goedkeuring van functies die ambtenaren mochten willen opnemen na beëindiging van de dienst bij de Commissie, van geval tot geval bekeken. Daarom zijn er geen exacte parallellen te trekken tussen de situatie van de heer Currie en eerdere gevallen. Alle zaken worden echter getoetst aan dezelfde regels en in dit verband zij opgemerkt dat de aan de heer Currie gestelde voorwaarden, gezien het tijdsverloop

tussen zijn vertrek bij de betrokken dienst en zijn nieuwe functie alsmede de uitvoerige garanties die van hem zijn geëist of door hem afgegeven, tenminste gelijkwaardig waren aan of zelfs nog stringenter dan die in eerdere gevallen.

3. In het kader van de hervorming van het personeelsstatuut heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel ingediend met onder meer de navolgende wijzigingen op de artikelen 16 en 17:

- voormalige ambtenaren of functionarissen dienen de instelling te informeren over alle beroepswerkzaamheden die zij voornemens zijn te aanvaarden binnen twee jaar na hun vertrek. De Commissie is van mening dat een periode van twee jaar over het algemeen toereikend is om de belangen van de Gemeenschap te beschermen, aangezien de instelling op deze wijze verzekerd is van een duidelijke afscheiding tussen de beëindiging van de dienst bij de instelling en de latere voortzetting van de beroepswerkzaamheden in dezelfde sector. Hierbij komt nog dat voormalige ambtenaren te allen tijde gebonden blijven aan het bepaalde in artikel 17, dat hen verplicht tot de meest strikte geheimhouding met betrekking tot alle, niet eerder openbaar gemaakte informatie die hen in de uitoefening van hun functie bij een communautaire instelling ter kennis is gekomen.

- het bestaande concept van een lijst van functies die a priori worden beschouwd als onverenigbaar met de verplichtingen van voormalige ambtenaren, wordt vervangen door een systeem dat de betrokken instelling in staat stelt de verenigbaarheid van latere functies per geval te beoordelen. Tevens zou in artikel 16 moeten worden voorzien dat, wanneer de door de voormalige ambtenaar geambieerde functie verband houdt met werkzaamheden waarmee hij in de laatste drie dienstjaren was belast, het tot aanstelling bevoegde gezag hem deze functie mag verbieden of daaraan voorwaarden mag verbinden die het wenselijk acht.

- de termijn waarbinnen de instelling waartoe de ambtenaar heeft behoord, moet reageren op diens verzoek tot goedkeuring, wordt verlengd tot 30 werkdagen.

4. De Commissie is van mening dat in haar voorstel tot wijziging van de artikelen 16 en 17 van het personeelsstatuut voldoende rekening wordt gehouden met de legitieme punten van zorg die door het geachte parlementslid zijn geuit.

(1) PB C 28 E van 6.2.2003, blz. 110.

(2) Zie blz. 80.