Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1609/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Overeenstemming tussen nationale regeringen over aanvaarding van niet-toegestane staatssteun aan bedrijven die in prijs stijgende aardolieproducten verbruiken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1609/02 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Overeenstemming tussen nationale regeringen over aanvaarding van niet-toegestane staatssteun aan bedrijven die in prijs stijgende aardolieproducten verbruiken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1609/02

van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie

(5 juni 2002)

Betreft: Overeenstemming tussen nationale regeringen over aanvaarding van niet-toegestane staatssteun aan bedrijven die in prijs stijgende aardolieproducten verbruiken

1. Gaat de Commissie in haar beleid nog steeds uit van haar groenboek Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening d.d. 29 november 2000, waarin zij het standpunt innam dat de stijging van olieprijzen niet moet worden verzacht met een belastingverlaging en dat het gebruik van fiscale instrumenten verenigbaar moet zijn met economische beleidslijnen en de verbintenissen die in het kader van de begrotingsconsolidatie zijn aangegaan?

2. Is de Commissie nog steeds voornemens te komen tot prijzen voor het goederenvervoer die rekening houden met het broeikaseffect en wil zij een geharmoniseerd communautair accijnsrecht invoeren op diesel voor beroepsdoeleinden dat hoger zou zijn dan de huidige gemiddelde accijns op diesel, zoals door haar is aangekondigd in antwoord op mijn vragen nr. E-2595/01(1) d.d. 11-9-2001?

3. Kan de Commissie bevestigen dat zij op 14 mei jl. heeft besloten om niet bij het Europese Hof van Justitie in beroep te gaan tegen de in 2001 doorgevoerde verlaging van de dieselaccijns in Italië, Frankrijk en Nederland, hoewel zij deze poging om ondernemingen in het goederenvervoer over de weg te compenseren voor prijsstijgingen van aardolieproducten aanvankelijke beschouwde als niet toelaatbare staatssteun?

4. Doen zich op dit ogenblik nog voortgezette effecten voor van de nationale steunmaatregelen uit september 2000, en welke van deze steunmaatregelen zullen nog voortduren na afloop van het jaar 2002?

5. Sluit het op grond van art. 88 van het Verdrag eenparig innemen van een standpunt door de betrokken ministers van de lidstaten, die elk op verschillende gronden (niet alleen belastingverlaging maar ook lagere verzekeringspremies, zoals in België) een veroordeling wegens niet-toelaatbare staatssteun vrezen, uit dat de Commissie bij het Hof in beroep gaat?

6. Op grond waarvan heeft de Commissie afgezien van beroep?

7. Wat is de precedentwerking voor toekomstige staatssteun door lidstaten, waarbij zij ten laste van hun belastinginkomsten opnieuw of voortgezet steun verlenen aan binnenlandse bedrijven? Wordt deze steun voortaan in de praktijk toegestaan indien alle vijftien een onderlinge afspraak maken over de wederzijdse bescherming van hun uiteenlopende nationale maatregelen?

(Bron: Algemeen Dagblad & De Standaard 15-5-02)

(1) PB C 147 E van 20.6.2002, blz. 30.

Antwoord van mevrouw de Palacio namens de Commissie

(23 juli 2002)

1. De Commissie baseert haar energie- en vervoerbeleid op haar Groenboek Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening van 29 november 2000(1) en haar Witboek Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen van 12 september 2001(2).

2. De Commissie werkt aan een methodologie inzake infrastructuurtarieven die een nauwkeurige tariefheffing mogelijk maakt. Het is daarbij haar bedoeling om gemeenschappelijke regels voor te stellen voor heffingen op vrachtvervoer ter dekking van de kosten voor het gebruik van de infrastructuur. Het lijkt echter beter de met het broeikaseffect en de uitstool van kooldioxide (CO2) samenhangende kosten in rekening te brengen via accijnzen op brandstoffen dan via directe aan de afgelegde afstand gerelateerde heffingen. Voorts is de Commissie voornemens een voorstel in te dienen

voor een richtlijn van de Raad die tot doel heeft een fiscaal kader tot stand te brengen voor het gebruik van diesel als motorbrandstof voor professionele doeleinden en de accijnzen op diesel en benzine dichter bij elkaar te brengen. De krachtlijnen van dit voorstel zijn uiteengezet in het Witboek betreffende het vervoerbeleid(3).

3. De Commissie bevestigt dat zij de door het geacht Parlementslid bedoelde zaken niet aanhangig heeft gemaakt bij het Europees Hof van Justitie.

4. Op voorstel van de Commissie heeft de Raad van 12 maart 2001 Frankrijk, Italië en Nederland de toestemming gegeven om tot 31 december 2002 een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen op door commerciële voertuigen gebruikte diesel. Deze beschikking van de Raad doet geen afbreuk aan het bepaalde in de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag (overweging 5) waarop de Commissie zich op latere datum heeft gebaseerd om een formele procedure inzake staatssteun met betrekking tot dezelfde maatregelen in te leiden. De Commissie beschikt niet over enige informatie inzake de voortzetting van de steunmaatregelen na afloop van het jaar 2002. Uit de Nederlandse kennisgeving maakt de Commissie op dat deze maatregel ten einde loopt op 1 oktober 2002.

5. De Commissie zal steunmaatregelen van staten op hun eigen verdiensten blijven evalueren en zal naar gelang van het geval beoordelen of dienaangaande een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig moet worden gemaakt.

6. Op basis van een politieke en juridische analyse van de situatie heeft de Commissie besloten deze zaken niet aanhangig te maken bij het Hof van Justitie.

7. De Commissie zal steunmaatregelen van staten geval per geval blijven beoordelen om na te gaan of bedoelde maatregelen al dan niet verenigbaar zijn met het EG-Verdrag. De in de derde alinea van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag vervatte procedure is een uitzonderlijk middel waarop de Raad in uitzonderlijke omstandigheden op verzoek van een lidstaat een beroep kan doen.

(1) COM(2000) 769 def.

(2) COM(2001) 370 def.

(3) COM(2001) 370 def.