SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1775/02 van Antonios Trakatellis (PPE-DE) aan de Commissie. Werking omroeporganisaties: verstrekking van vergunningen aan omroeporganisaties, staatssteun en reclame.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1775/02 van Antonios Trakatellis (PPE-DE) aan de Commissie. Werking omroeporganisaties: verstrekking van vergunningen aan omroeporganisaties, staatssteun en reclame.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1775/02
van Antonios Trakatellis (PPE-DE) aan de Commissie
(24 juni 2002)
Betreft: Werking omroeporganisaties: verstrekking van vergunningen aan omroeporganisaties, staatssteun en reclame
Met Artikel 6 van het EU-Verdrag wordt het beginsel van pluraliteit en vrijheid van omroeporganisaties beschermd. Dat weerhoudt de Griekse Nationale Omroepraad (ESR) er evenwel niet van om, in strijd met bovengenoemd beginsel, de verstrekking van vergunningen aan omroeporganisaties en de voltooiing van de reglementering van hun organisatie en werking te vertragen.
Rekening houdend met het in het Verdrag van Amsterdam opgenomen Protocol betreffende het publieke-omroepstelsel in de lidstaten, evenals met de verstrekking van staatssteun aan omroeporganisaties in Griekenland, vraag ik de Commissie:
1. In welke mate de eerbiediging van het beginsel van pluraliteit wordt gegarandeerd als zich een dergelijke situatie voordoet in Griekenland, en wat zij van plan is te ondernemen om ervoor te zorgen dat de activiteiten van de Nationale Omroepraad in verband met de verstrekking van vergunningen aan omroeporganisaties stroken met de communautaire wetgeving?
2. Volgens welk stelsel de publieke-omroeporganisaties in Griekenland worden gefinancierd en of de werking van dit stelsel de soepele werking van de markt ongestoord laat? Worden er geen mededingingsproblemen veroorzaakt overeenkomstig het in het Verdrag van Amsterdam opgenomen Protocol voor de publieke-omroeporganisaties in de lidstaten?
3. Hoe hoog de staatssteun is die aan de publieke en particuliere omroeporganisaties wordt gegeven in de lidstaten en met name Griekenland, en in hoeverre wordt gegarandeerd dat het beginsel van gelijkheid en de werkingsvoorschriften voor de markt niet worden aangetast?
4. Hoe hoog de uit reclame verkregen inkomsten zijn van de publieke en particuliere omroeporganisaties in vergelijking met de totale omzet op de reclamemarkt in de 15 lidstaten van de EU en in het bijzonder in Griekenland?
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(29 juli 2002)
1. De Commissie heeft een klacht ontvangen over de verstrekking van omroepvergunningen in Griekenland en onderzoekt de situatie. Daar de verstrekking van zulke vergunningen vaak nogal complex is, weet de Commissie momenteel nog niet of de communautaire wetgeving ernstig wordt geschonden.
2. De Griekse wetgeving voorziet in de financiering van de openbare omroep, die met een openbaredienstverplichting is belast, door overheidssubsidies, omroepbijdragen en andere middelen, die vooral met reclame verband houden.
In 1997 heeft de Commissie een klacht ontvangen omdat de Griekse overheid de openbare omroep een voorkeursbehandeling zou geven door hem als enige met de omroepbijdrage te steunen en zijn werknemers te laten profiteren van een bijzonder voordelige pensioenregeling die met een belasting op reclame wordt gefinancierd.
De Commissie toetst deze maatregelen momenteel aan haar mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen(1).
Ze kan zich nog niet uitspreken over het resultaat van dit onderzoek.
3. De Commissie heeft geen volledig, actueel overzicht van de staatssteun in de lidstaten, maar kan wel het volgende opmerken. De hoogte van de staatssteun aan omroepen loopt sterk uiteen en hangt grotendeels af van het financieringsstelsel dat de lidstaten hebben gekozen om de omroepen voor hun openbare diensten te vergoeden. In de meeste lidstaten worden openbare omroepen gefinancierd volgens een duaal stelsel op basis van subsidies en commerciële inkomsten (vooral reclame-inkomsten). Sommige lidstaten leggen openbare omroepen wettelijke beperkingen ten aanzien van hun commerciële activiteiten op, maar elders moeten de particuliere en de openbare omroepen dezelfde regels volgen. Een beperking van de commerciële activiteiten kan de behoefte aan overheidsfinanciering doen toenemen, terwijl de mededinging op de commerciële markten (zoals de reclamemarkt) minder wordt verstoord.
De lidstaten bepalen zelf hoe ze hun openbare omroepen financieren, maar de Commissie moet controleren of de vergoeding die de overheid voor een bepaalde openbare dienst betaalt, in verhouding staat tot de extra nettokosten.
In bovengenoemde mededeling is beschreven hoe de Commissie de steun aan particuliere of openbare omroepen met openbaredienstverplichtingen beoordeelt.
Staatssteun voor openbare omroepen wordt aanvaard als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de openbaredienstverplichtingen van de omroepen zijn duidelijk en nauwkeurig omschreven;
- een of meer ondernemingen zijn officieel met de openbare diensten belast;
- de overheidsfinanciering blijft beperkt tot het niveau dat nodig is om de openbare diensten te verlenen (evenredigheid). Voorzover openbare omroepen subsidies ontvangen en ook niet-openbare diensten verlenen, moeten ze de doorzichtigheidsrichtlijn(2) naleven. Door de gescheiden boekhouding kan de Commissie nagaan of er sprake is van kruissubsidie tussen de openbaredienstverlening en de commerciële activiteiten. De verplichte gescheiden boekhouding geldt niet voor openbare omroepen die alleen diensten van algemeen economisch belang verrichten.
- Daarnaast is het wenselijk dat een bevoegde of daartoe aangewezen instantie controleert of aan deze voorwaarden is voldaan.
4. Volgens de laatste cijfers van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector in Straatsburg bedroeg de omzet van de reclamemarkt in de Gemeenschap in 2000 67,164 miljard euro, verdeeld over televisiereclame (circa 38 %), radioreclame (circa 6 %), reclame in kranten en tijdschriften (circa 49 %) en reclame in bioscopen, in de openlucht en op vervoermiddelen (het saldo).
Voor Griekenland bedragen de cijfers 1,081 miljard euro voor de totale reclameomzet, waarvan circa 50 % voor televisiereclame, 4 % voor radioreclame en 46 % voor reclame in kranten en tijdschriften.
Volgens dezelfde bron bedroegen de reclame-inkomsten (inclusief die uit radioreclame) van openbare omroepen in de Gemeenschap in 2000 ongeveer
5,487 miljard euro (20,8 % van de totale inkomsten) en die van particuliere omroepen 20,196 miljard euro (56,2 % van de totale inkomsten). Voor Griekenland zijn geen gedetailleerde gegevens beschikbaar.
(1) PB C 320 van 15.11.2001.
(2) Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven, zoals gewijzigd bij Richtlijn 85/413/EEG van de Commissie van 24 juli 1985, Richtlijn 93/84/EEG van de Commissie van 30 september 1993 en Richtlijn 2000/52/EG van de Commissie van 26 juli 2000, PB L 195 van 29.7.1980.